× 
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.

Sluit het venster om te blijven.

           
welkom menu contact zoeken
HeiligenkalenderHeiligen op naamPatroonheiligenHedendaagse namenMeer...
 Pater Dries van den Akker s.j., de auteur van de hagiografieën, overleed 30 oktober 2022

Mozes en de tien geboden  (47 van 163)

Vorige afb.

Overzicht

Volgende afb.
(of klik afb.)

Bron: Nederland, 's Heerenberg, Huis Bergh.

Exodus 20
(1) Toen sprak God al de woorden die hier volgen. (2) "Ik ben Jahwe uw God, die u heb weggeleid uit Egypte, het slavenhuis. (3) Gij zult geen andere goden hebben, ten koste van Mij. (4) Gij zult geen godenbeelden maken, geen afbeelding van enig wezen boven in de hemel, beneden op de aarde of in de wateren onder de aarde. (5) Gij zult u voor hen niet ter aarde buigen en hun geen goddelijke eer bewijzen; want Ik, Jahwe uw God, Ik ben voor hen die Mij haten een jaloerse God die de schuld van de vaders wreekt op hun kinderen, tot het derde en vierde geslacht, (6) maar voor hen die Mij liefhebben en mijn geboden onderhouden een God die goedheid bewijst tot aan het duizendste geslacht. (7) Gij zult de naam van Jahwe uw God niet lichtvaardig gebruiken; want Jahwe laat degenen die zijn naam lichtvaardig gebruiken niet ongestraft. (8) Denk aan de sabbat; die moet heilig voor u zijn. (9) Zes dagen kunt gij werken en alle arbeid verrichten. (10) Maar de zevende dag is de sabbat voor Jahwe uw God. Dan moogt gij geen enkele arbeid verrichten: gij zelf niet, uw zoon niet, uw dochter niet, uw slaaf niet, uw slavin niet, uw dieren niet, zelfs niet de vreemdeling die bij u woont. (11) In zes dagen immers heeft Jahwe de hemel, de aarde, de zee met al wat er in is, gemaakt. Maar de zevende dag heeft Hij gerust en zo de sabbat gezegend en tot een heilige dag gemaakt. (12) Eer uw vader en uw moeder. Dan zult gij lang leven op de grond die Jahwe uw God u schenkt. (13) Gij zult niet doden. (14) Gij zult geen echtbreuk plegen. (15) Gij zult niet stelen. (16) Gij zult tegen uw naaste niet leugenachtig getuigen. (17) Gij zult uw zinnen niet zetten op het huis van uw naaste; gij zult uw zinnen niet zetten op de vrouw van uw naaste, niet op zijn slaaf, zijn slavin, zijn rund of zijn ezel, op niets wat hem toebehoort.

VoorwoordHoe wordt men heilige?
© AuteursrechtWoordenboek
LeeswijzerGastenboek
Bronnen