× 
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.

Sluit het venster om te blijven.

           
welkom menu contact zoeken
HeiligenkalenderHeiligen op naamPatroonheiligenHedendaagse namenMeer...
 Pater Dries van den Akker s.j., de auteur van de hagiografieën, overleed 30 oktober 2022
† 1294  MARIA van Loreto

Info afb.

Maria van Loreto, Italië; overbrenging van het huisje van Nazareth via Dalmatië naar Loreto; 1294.

Feest 10 december.

Wij volgen hier de weergave van Guérin. Hij op zijn beurt zegt zich te baseren op Rohrbacher ‘Vie des Saints’.

‘Introibimus in tabernaculum ejus,
adorabimus in loco ubi steterunt pedes ejus’
[= Wij zullen zijn woning binnengaan
en Hem aanbidden op de plek waar zijn voeten stonden.   Psalm 132, 7 (Vulgaat)]

Dalmatië

‘Tegen het eind van de 13e eeuw verspreidde zich het plotselinge en afschuwelijke bericht dat het Heilig Land voor de christenen verloren was gegaan; het bracht diepe droefenis in de harten van de vrome gelovigen. Maar in dezelfde tijd kwam een ander, veel stiller en kalmer bericht de vrome harten verblijden, en dat doet het nog steeds: het heilig huisje van Nazareth, waar de maagd Maria het vlees geworden Woord ontving, was door engelen overgebracht naar Dalmatië, en vandaar naar Loreto in de Marken van Ancona, dichtbij Recanti. Daar bevindt het zich nog steeds.

In 1291 werden de heilige plaatsen van Palestina onder de voet gelopen. De prachtige kerk die keizerin Helena in Nazareth had laten bouwen, was vernield door de slopershamers van de Mohammedanen. Het heilig huisje dat daar stond was waarschijnlijk hetzelfde lot beschoren. Toen gaf God aan zijn engelen de opdracht het over te brengen naar de uitverkoren velden van het gelovige Dalmatië. Het was de tweede nachtwake van de 10e mei dat het heiligdom uit Nazareth werd neergezet op de oevers van Adriatische kust in een plaatsje dat in de volksmond Rauniza werd genoemd, halverwege Tersatz en Fiume. Nicolaas IV stond op dat moment aan het hoofd van de Kerk, Rudolf van Habsburg was keizer. Het stadje Tersatz werd bestuurd door Nicolaas Frangipane, een nakomeling uit het geslacht van de Aniciërs; hun gezag strekte zich uit over geheel Kroatië en Slovenië.

Het huisje

Bij zonsopgang merkten enkele inwoners verbaasd op dat er een nieuw gebouwtje stond op een plek waar nog nooit enig bouwsel had gestaan. Het gerucht hiervan ging als een lopend vuurtje door de omtrek. Van overal kwam men aanlopen, men bekeek het van alle kanten en bewonderde het geheimzinnige gebouwtje dat bestond uit kleine, rode, vierkante steentjes die bijeen gehouden werden door cement. Men verbaasde zich over de eenvoud ervan; het moest al heel oud zijn, en het zag er oosters uit. Niemand begreep hoe het overeind kon blijven, terwijl het gewoon los op de grond stond zonder enig fundament.

Maar de verbazing werd nog groter toen men binnen ging kijken. De kamer bestond uit een rechthoek. De zoldering werd bekroond met een klokje; het plafond was van hout, azuurblauw geverfd; het was in een aantal afdelingen verdeeld, hier en daar beschilderd met gouden sterretjes. De hele kamer rond zag je beneden de lambrisering halve cirkeltjes die om elkaar heen tolden en hadden zodoende veel weg van vazen in verschillende vormen. De muren waren ongeveer één el dik; ze waren ongelijk van structuur en stonden ook niet helemaal verticaal. Ze hadden een bekleding waarop de belangrijkste mysteries van deze heilige plek stonden geschilderd. Men kon bij dit geheimzinnige verblijf  naar binnen door een tamelijk brede deur opzij. Het enige venstertje zat rechts. Tegenover de ingang was een altaar uit stevige, vierkante stenen; er stond een antiek Grieks kruis op met een op doek geschilderd kruisbeeld dat op hout was geplakt. Daar stond de naam van onze Heiland op te lezen: “Jezus van Nazareth, koning der Joden”.

Vlak naast het altaar was een verbazend eenvoudig, klein kastje, bestemd voor de meest noodzakelijke dingen van een arm huishouden. Er zaten wat flesjes in die moeders gebruiken om een klein kind te voeden. Links een soort schoorsteen of haard; daarboven een uitbouw die gesteund werd door sierlijke zuiltjes met cannelures en krullen en bekroond door een ronde welving die bestond uit vijf met elkaar verbonden en verweven maantjes. Daarop stond een cederhouten beeldje van de gelukzalige Maagd met het Kind Jezus op de arm. Hun gezicht was zilverkleurig geverfd maar intussen zwart geworden door de tijd en waarschijnlijk ook door de kaarsen die er eerbiedig vóór hadden gebrand. Een paarlen kroon op het hoofd van Maria benadrukte de adeldoom van haar voorhoofd. Haar haren hadden een Nazareense scheiding en golfden over haar hals en schouders. Haar lichaam ging gekleed in een gouden gewaad dat viel tot op haar voeten en bijeengehouden werd door een brede ceintuur. Een blauwe mantel bedekte haar heilige achterzijde. Allebei waren vervaardigd uit hetzelfde hout en vertoonden verfijnde plooien. Het Kind Jezus was groter dan normale kinderen; zijn gezicht straalde goddelijke majesteit uit. Het werd nog verfraaid door zijn haren die in een Nazareense scheiding op zijn voorhoofd vielen; Nazareens waren ook zijn gewaad en ceintuur; het stak zijn eerste vingers van zijn rechterhand omhoog in een zegengebaar; met zijn linker hield hij een wereldbol vast, symbool van zijn opperheerschappij over het heelal. Toen het Mariabeeld arriveerde, was het afgedekt door een rood linnen kleed dat nog steeds wordt bewaard en geen slijtage vertoont. Zo zag het huisje eruit op het moment dat het in Dalmatië aankwam.’

[Hier verwijst Guérin naar A.B.Caillou ‘Histoire critique et religieuse de Notre Dame de Lorette’ Paris, 1843]

Wonderbaarlijke genezing

‘Overal heerste verbazing. Men vroeg zich wat dit onbekende verblijf kon betekenen, door welke hand de wandversieringen waren gemaakt, en wie er in staat was geweest dit nieuwe heiligdom van het ene moment op het andere hier neer te zetten. Allemaal vragen, maar geen antwoord. Totdat plotseling temidden van de menigte de eerbiedwaardige herder van de Sint-Joriskerk opdook, bisschop Alexander; hij was afkomstig uit Modruzia. Zijn aanwezigheid ontlokte overal een kreet van verbazing. Iedereen wist dat de man doodziek was, nagenoeg zonder enige hoop op herstel. En kijk, daar stond hij, blakend van gezondheid! De ziekte was weg. Van koorts geen spoor meer.

’s Nachts had hij op zijn ziekbed een heftig verlangen in zich voelen opkomen om met eigen ogen het wonder te gaan aanschouwen waarover hij hoorde vertellen. Hij vertrouwde zich toe aan Maria wier wonderdadig beeld zo levendig was beschreven. Plotseling had de hemel zich geopend en was de allerheiligste Maagd verschenen temidden van haar omringende engelen, en met een stem zo lieflijk dat  het hart erbij opsprong had zij gezegd: “Je hebt geroepen, mijn zoon. Ik ben gekomen om je te helpen en je het geheim te openbaren dat je wilt leren kennen. Weet dan dat het heilige verblijf dat zojuist naar jullie grondgebied is toegebracht, het huisje is waar ik geboren ben en opgegroeid. Daar heb ik ook op het woord van de aartsengel Gabriël door toedoen van de Heilige Geest het goddelijk kind in mijn schoot ontvangen. Daar is het woord vlees geworden. Na mijn dood hebben de apostelen het onderkomen, zo bijzonder door de diepe geheimen, gewijd; ze betwistten elkander de eer er de heilige geheimen te mogen vieren. Het altaar dat is meegekomen werd nog eigenhandig gebouwd door de apostel Petrus. Ook het kruisbeeld dat je er ziet, is destijds door de apostelen geplaatst. Mijn cederhouten afbeelding is eigenhandig gemaakt door de evangelist Lukas; hij was mij zeer toegedaan en heeft mijn trekken kunstig weergegeven zo adequaat als het voor een mens maar mogelijk is. Dit huisje -  zo geliefd in de hemel, en zo lang met zorg en eerbied omringd in Galilea, maar heden ten dage beroofd van elk eerbetoon temidden van de geloofsafval - is van Nazareth naar deze streken gekomen. Laat er geen twijfel over bestaan: de bewerker van dit alles is God zelf, bij wie immers niets onmogelijk is. Dus vooruit, jij moet er getuige en verkondiger van zijn. Ontvang daarom je genezing. Het terugkrijgen van je gezondheid na zo’n lange ziekteperiode zal het geloof in dit wonder versterken.

Aldus sprak Maria. Ze verhief zich ten hemel en verdween, een heerlijke, hemelse geur in de kamer achter latend. De trouwe dienaar voelde hoe de pijn week, de koorts afnam en de krachten terugkeerden. Hij móest opstaan, zich op de knieën werpen, zijn weldoenster bedanken en naar het verheven heiligdom toe rennen om er dank te zeggen. Zo kon hij zijn erkentelijkheid tonen en bewijzen dat dit bezoek niet een of andere kinderlijke hersenschim was in een hoofd dat door pijn in de war was.

Officieel onderzoek

De heerser over die streek, Nicolaas Franfipane, was op dat moment afwezig. Hij was met Rudolf van Habsburg ten strijde getrokken. Midden in die militaire onderneming ontving hij het bericht van de wonderlijke gebeurtenissen. De vorst gaf hem toestemming het leger te verlaten om zich van de waarheid op de hoogte te stellen. De lange weg was voor hem geen bezwaar. Hij kwam hoogstpersoonlijk naar Tersatz; zonder zich te laten meeslepen door het eerste enthousiasme, liet hij zich nauwkeurig informeren. Hij was nog helemaal niet overtuigd. Hij koos zelf vier wijze en bedachtzame mannen uit. Onder hen bevonden zich, naast bisschop Alexander, Sigismond Orsich en Jan Grégoruski. Zij begaven zich naar Nazareth om een nader onderzoek in te stellen naar de omstandigheden van dit buitengewone gebeuren. Zij volvoerden hun opdracht met evenveel toeleg als wijsheid. Hun eindrapport luidde: “Het geboortehuisje van de allerheiligste Maagd bevindt zich niet meer in Nazareth, Galilea; het is los gekomen van zijn fundament; dat fundament ligt er nog steeds; er is geen verschil van materiaal tussen de stenen die op het fundament zijn achtergebleven en die waaruit het huisje is opgebouwd; de afmetingen van lengte en breedte komen precies met elkaar overeen.” Hun conclusies stonden op schrift en werden met een plechtige verklaring bekrachtigd. Zij is authentiek volgens alle eisen die de wet eraan stelt.

Geen twijfel of onzekerheid meer mogelijk. De devotie nam een snelle vlucht; mensen kwamen er van overal toe. Het leek wel of de provincies van Bosnië, Servië, Albanië en Kroatië compleet werden leeggeschud en hun inwoners uitstortten op dit door de hemel bevoorrechte stukje grond. Om gedrang onder de pelgrims te voorkomen liet Frangipane de gewijde muren volgens de smaak van daar beschermen met balken en planken; dit soort constructies waren daar heel gebruikelijk. Hij deed royale schenkingen om de schoonheid van dit eerbiedwaardige heiligdom nog te vergroten. Met als gevolg dat de roem ervan  zich steeds meer verspreidde.

Vertrek uit Dalmatië

Drie en een half jaar na de aankomst in Tersatz verhief het huisje van Nazareth, gedragen door engelenhanden, zich weer in de lucht en verdween uit het zicht van de teleurgestelde bevolking. De vorst liet op diezelfde plek en op dezelfde restanten een kapelletje bouwen waar tegenwoordig nog te lezen staat: “Dit is de plaats waar ooit het allerheiligste huisje van de gelukzalige Maagd van Loretto heeft gestaan; tegenwoordig wordt het vereerd in de streek van Recanti.” Op de grond liet men in het Italiaans de tekst aanbrengen: “Het heilig huisje van de gelukzalige Maagd kwam op 10 mei 1291 naar Tersatz en vertrok weer op 10 december 1294.” De pausen verleenden meerdere privileges aan de gedachteniskapel van Tersatz. Geestelijken en kerkvolk zingen er nog altijd dit lied: “O Maria, u bent hierheen gekomen met uw huisje om als vrome Moeder van Christus genade te brengen. Nazareth was uw wieg, maar Tersatz was uw eerste halteplaats op zoek naar een nieuw vaderland. U hebt uw geheiligde verblijf naar elders overgebracht, en tegelijk bent u bij ons gebleven, o Koningin van de zachtmoedigheid. Wij prijzen ons gelukkig dat wij waardig waren uw moederlijke aanwezigheid te mogen herbergen.”

Van toen af tot in onze dagen ziet men elk jaar grote groepen Dalmatiërs de Adriatische Zee oversteken en naar Loreto komen; enerzijds bewenen zij hun verlies, anderzijds vereren zij de wieg van Maria. Telkens weer nemen zij deze plechtige woorden in de mond: “Kom naar ons terug, Maria, kom terug!” Zo kwamen er in het jaar 1559 meer dan driehonderd pelgrims uit die streek naar Loreto met brandende kaarsen; eerst hielden zij stil bij de hoofdingang waar zij zich ter aarde wierpen om de hulp van God en de Heilige Maria af te smeken. Vervolgens werden zij door de meegekomen priesters keurig in rijen op hun knieën gezet; zo gingen zij hun heiligdom binnen en riepen als uit één mond in hun eigen taal: “Kom terug, kom naar ons terug, Maria! Maria, kom terug naar Fiume!” Hun verdriet was zo heftig en hun gebed zo vurig dat degene die hiervan getuige was en deze geschiedenis heeft opgeschreven, hun het zwijgen probeerde op te leggen uit vrees – zo zei hij – dat zulke vurige gebeden verhoord zouden worden en dat de heilige kapel aan Italië ontrukt zou worden en weer zijn oude plaats zou innemen in Tersatz. De paus wenste de devotie van dit vrome volk tegemoet te komen. Hij stichtte in Loreto een gasthuis waar meerdere Dalmatische gezinnen tegelijk ondergebracht konden worden, als ze het niet over hun hart konden verkrijgen naar huis terug te keren en de Maagd van Nazareth te verlaten, en zodoende hun vaderland lieten voor wat het was en verkozen te blijven op de plek die ook Maria voor zichzelf had uitgekozen.

Overbrenging naar Loreto

Hoe verliep die nieuwe overbrenging? Hier volgt de weergave zoals die door een kluizenaar uit die tijd in een brief aan koning Charles II werd opgeschreven.

"Op zaterdag 10 december van het jaar Onzes Heren 1294, halverwege de nacht, toen alles in stilte was gehuld, drong er een hemels licht door in de ogen van meerdere bewoners van de Dalmatische kust. Een goddelijke muziekkapel wekte zelfs de diepste slapers en haalde hun uit de slaap om getuige te kunnen te zijn van een groter wonder dan welk natuurverschijnsel ook. Zij kwamen toelopen en zagen hoe een huisje, in een hemels licht gehuld en gedragen door engelenhanden, door de lucht werd vervoerd. Boeren en herders onderbraken stomverwonderd hun bezigheden bij het zien van dit groot wonder; ze vielen op hun knieën in aanbidding zo lang als het wonder duurde. Intussen werd het door engelen gedragen huisje midden in een groot bos neergezet, waarbij de bomen zich bogen alsof ook zij de Koningin des Hemels hulde wilden brengen. Tot op de dag van vandaag zie je ze nog altijd  krom gebogen staan alsof zij hun vreugde te kennen willen geven. Men weet te vertellen dat er vroeger ooit op die plek een tempel heeft gestaan die aan een of andere onwaarachtige godin was toegewijd. Daar was een laurierbos omheen aangelegd. Dat zou verklaren waarom het daar nog altijd Loreto heet.

De morgen was nog maar nauwelijks aangebroken of de boeren haastten zich naar Recanti om te vertellen wat er gebeurd was. En heel de bevolking liep uit naar het Laurierbos om te gaan kijken wat er waar was van het verhaal. Onder de edelen en de gewone bevolking stonden er velen sprakeloos van verbazing; er waren er heel wat die het wonder maar amper konden geloven. De besten konden hun tranen niet bedwingen en zeiden met de profeet: ‘Wij hebben hem gevonden in het bos;’ of ook: ‘Zo heeft hij met andere volken niet gedaan!’ Zij vereerden het kleine, heilige huisje, gingen er met grote schroom naar binnen en brachten hulde aan het houten beeld van de goddelijke Maagd Maria met haar Zoon op de arm. Eenmaal terug in Recanti vervulden zij de straten met vreugdekreten. Vaak verlieten zij hun woonplaats om het heilige kapelletje te vereren. Het was een eeuwig komen en gaan  van mensen die elkaar onderweg tegenkwamen.

Intussen vermeerderde de gelukzalige Maagd Maria de tekenen en wonderen. Het gerucht van dit grote wonder verspreidde zich tot in de verre omtrek, alsmede in de omliggende provincies, en allen kwamen naar het Laurierbos dat al gauw vol kwam te staan met houten gebouwtjes die als onderkomen moesten dienen voor de pelgrims. Terwijl dit alles plaats vond,  wist de helse leeuw die altijd op zoek is naar wie hij kan verslinden, een paar schurken zover te krijgen vuile handen te maken door een aantal diefstallen en zelfs moorden te plegen, met als gevolg dat de devotie afnam uit vrees voor die boosdoeners.

Tweemaal verandering van plek

Na acht maanden werd het eerste wonder bekrachtigd door een tweede. Het heilige huisje verliet het vermaledijde bos en werd door engelen midden op een heuvel geplaatst die deel uitmaakte van het bezit van twee broers uit Recanti: de edelen Stefano en Simone Rainaldi de Antiquis. Gaandeweg nam de devotie van de gelovigen weer toe en het kleine heilige huisje werd verrijkt met grote giften en schenkingen. De beide adellijke broers voerden er het beheer over. Maar al gauw waren ze in de greep van de hebzucht, ze eigenden zich de schenkingen toe en dreven hun schandelijk gedrag zelfs zo ver dat ze ook elkaar het bezit van de kostbaarheden begonnen te betwisten.

Dus trok het heilige huisje vier maanden na zijn aankomst zich terug van de heuvels van de beide broers en werd door een derde wonder door engelen overgebracht naar een nieuwe plek ongeveer op één steenworp afstand: midden op de openbare weg die van Recanti naar de kust loopt. Daar zie ik het tot op de dag van vandaag en heb ik elke dag zicht op de rijke genadegaven die het schenkt aan al degenen die er naar toe komen om er te bidden.”

Intussen zagen de inwoners van Recanti met bezorgdheid aan hoe zwak de heilige muren waren. Rustend op de grond hadden ze geen fundament waarop ze konden steunen. Was het niet te vrezen dat ze van lieverlee zouden afbrokkelen en dat aldus het land van een van zijn allermooiste sieraden zou worden beroofd? Hun angst werd nog vergroot door het feit dat die plek open lag voor luchtverplaatsingen; er was vaak zulk heftig onweer alsof storm en regen wel met elkaar een samenzwering gesloten leken te hebben. Zij besloten daarom rond dit kwetsbare bouwwerk een stevige muur op te trekken die gefundeerd moest zijn op harde in vuur gebakken stenen. Ze deden nog meer. Elke dag liet God er talrijke wonderen gebeuren dankzij dit deugdzame heilige huisje. Zij riepen daarom kundige schilders om met penseel op de muren – vooral die aan de noordzijde gelegen waren – nauwkeurig alle facetten van de wonderbaarlijke geschiedenis te schilderen. Zo zou iedereen – maar vooral degenen die nergens van wisten – dit wonder kunnen verstaan en er de allerheiligste Maagd om kunnen bedanken.

Het oude huisje en de aangebrachte vernieuwingen

Voor wat er verder gebeurde volgen we het getuigenis van de historicus Pater Riéra: “De volksmond in de provincie Ancona weet te vertellen dat er een groot wonder is gebeurd. Op het moment dat de werkzaamheden klaar waren, bleken de nieuwe muren zo ver van de oude af te staan dat een kind, wanneer het die verwijding zou willen laten zien, er gemakkelijk met een kaars tussendoor kon lopen. Dat wonder bracht hevige beroering te weeg. Temeer, omdat men er zeker van was dat ze tevoren zo dicht tegen elkaar stonden dat je er zelfs geen haar tussen had kunnen krijgen. Vandaar dat de overtuiging heeft post gevat dat er niets tegen de muren van het verheven huisje van Loreto aan moet komen, omdat de heilige Maagd het zo heeft gewild: wij mogen niet denken dat haar eerbiedwaardige verblijf ook maar enige menselijke hulp nodig zou hebben om overeind te blijven. Wat hiervan de oorzaak ook mag zijn, het betreft hier een onaanvechtbaar feit. Immers tot op de dag van vandaag zijn er nog getuigen in leven die dit wonder met eigen ogen hebben aanschouwd. Ten tijde van paus Clemens VII wilde de architect van de heilige kapel, Rainero Nerucci, die sindsdien bij mij als boezemvriend is blijven wonen, op last van de paus de stenen muur afbreken die in de loop van de tijd al praktisch volkomen in verval was geraakt, om er het prachtige, huidige marmeren monument voor in de plaats te zetten. Daarbij bemerkte hij tot zijn niet geringe verbazing dat geheel tegen de wetten van de architectuur en de menselijke kunstvaardigheid in, alle stenen die niet tot de oorspronkelijke bouw hadden behoord, zich van het heilig huisje hadden verwijderd; het leek wel of ze op die manier het heiligdom eer wilden brengen. Diezelfde Rainero – en trouwens heel wat anderen ook – hebben mij verteld dat er in de loop van de tijd zoveel speelruimte tussen de stenen van die muur was ontstaan dat je er dwars doorheen het oorspronkelijke bouwwerkje kon bewonderen en kon genieten van de uitstraling die het had.”

Pausen bevorderen de devotie tot OLV van Loreto

In het begin van de 14e eeuw bouwden de inwoners van Recanti in Loreto een heiligdom waarbinnen de heilige kapel besloten lag. Er ontstond een stadje rondom. De pausen hebben er onophoudelijk geestelijke en materiële privileges aan verleend. In 1464 schonk paus Pius II aan Onze Lieve Vrouw van Loreto een gouden kelk om genezing van ziekte verkrijgen; wat hem inderdaad gegeven werd. In datzelfde jaar liet zijn opvolger Paulus II een nieuwe basiliek bouwen rond de heilige kapel. In een bul van 15 oktober zei hij: ‘Men hoeft er niet aan te twijfelen dat God op voorspraak van de allerheiligste Maagd en moeder van zijn goddelijke Zoon, elke dag opnieuw de gelovigen verhoort die Hem hun bijzondere dank betuigen; en dat de kerken die aan haar zijn toegewijd met de grootste devotie moeten worden bejegend. En in het bijzonder dan die kerken waar de Allerhoogste op voorspraak van de verheven Maagd Maria des te vaker en des te groter wonderwerken verricht. Het is duidelijk dat de kerk van Onze Lieve Vrouw te Loreto in het bisdom Recanti op basis van de grote, ongehoorde en herhaalde wonderen die er door toedoen van de Heilige Maagd gebeuren en die wijzelf aan den lijve hebben ondervonden, mensen aantrekt uit alle hoeken van de wereld.’

Sixtus IV

De opvolger van Paulus II, Sixtus IV, verklaarde dat Loreto voortaan deel uitmaakte van de Kerkelijke Staat. Alle mensen die er te werk waren gesteld, vielen onmiddellijk onder hem en waren ontheven aan elke andere jurisdictie. De paus benoemt steeds twee bekwame onderdanen: de een krijgt de naam van vicaris: hij zorgt voor het geestelijk welzijn; de andere wordt gouverneur: hij draagt zorg voor alle materiële voorzieningen. De vicaris stelt acht kapelaans aan die aan de residentie verbonden zijn en die elke dag een plechtige, gezongen votiefmis moeten opdragen. De biechtvaders hebben naast de reeds verleende volmacht om zonden te vergeven ook het recht iemand van geloften te ontslaan of liever ze om te zetten in goede werken of de nodige bijdragen aan het onderhoud van de kapel. De Karmelieten die al tot taak hadden in Palestina de heilige plaatsen te beheren, werden geroepen om de zorg op zich te nemen voor de kamer van de Moeder Gods.

Leo X

Leo X hernieuwde alle privileges die in het verleden waren verleend en voegde er nog in overvloed nieuwe aan toe. Er werd een collegiale kerk gesticht waar twaalf kanunniken, twaalf vaste priesters en zes koorzangers aan verbonden werden. De aflaten die behoorden bij de apostolische staties in Rome, werden uitgebreid naar het heiligdom in Loreto waar men door het bezoek aan één kerk meer verdiensten opbouwde dan door een bezoek aan een aantal kerken in de hoofdstad van de christelijke wereld. De herfstmarkten van Ancona, Pisaurië en andere plekken werden opgeheven om des te meer gewicht te geven aan die van Recanti die gehouden werd tegen Kerstmis. Je zag er niet alleen katholieken, maar ook Grieken en Armeniërs, die hoewel schismatiek, uit devotie tot Maria in gesprek gingen met de gelovige kinderen van de katholieke Kerk. De gelofte tot het doen van een pelgrimsreis naar Loreto werd voorbehouden aan de paus, juist zoals  in het geval van een bezoek aan de apostelgraven of het graf van Jezus Christus. De beeldhouwer Sansovino kreeg de opdracht het kostbare heiligdom rondom te voorzien van een magnifiek beeldhouwwerk vervaardigd uit wit marmer van Carrara. De door de paus benoemde gouverneur kreeg het voorrecht in pontificale kledij de mis op te dragen en de mensen de bisschoppelijke zegen te geven. Er werden orders uitgevaardigd om het kasteel te versterken en om boulevards, fortificaties en grachten aan te leggen, dit alles verdedigd door flinke stukken artillerie; aldus zorgde men ervoor dat de het heiligdom werd beschermd tegen onverwachte aanvallen.

Clemens VII

Clemens VII voerde het fantastische plan uit van zijn aanverwante voorganger Leo X: het plan om de eenvoudige muren van het heilig huisje aan de buitenkant te voorzien van schitterende decoraties bestaande uit beeldhouwwerk in wit marmer. Daartoe deed hij een beroep op de beroemdste kunstenaars die met elkaar in talent en vindingrijkheid moesten wedijveren om zo’n edel werk tot voltooiing te brengen. Tot hoofdarchitect die zoweel op de kerk als op de gaanderij toezicht moest houden, benoemde hij de fameuze Nerucci. Het marmerwerk had al de juiste maat en de versieringen stonden klaar om aangebracht te worden. Nerucci liet de oude muren neerhalen die – zoals gezegd – op enige afstand om de kwetsbare muren van het wonderdadige kamertje heen stonden. Zo stond het enige dagen in al zijn eenvoud bloot aan de gretige blikken van de devote en nieuwsgierige bevolking. Ieder kon zien dat het op de kale grond stond zonder fundamenten. Eronder was korrelige aarde, zoals op wegen waar veel verkeer overheen gaat. Je kon zelfs nog een doornstruik zien waar de heilige last van het huisje door engelen boven op was gezet. Alles sprak van iets dat toegankelijk was voor iedereen, geheel in overeenstemming met de traditie. Maar nu moest er begonnen worden aan graafwerk om fundament te geven aan de marmeren kostbaarheden. Het was voor iedereen zonneklaar dat het heilig muurwerk op zulk oneffen en korrelig terrein was geplaatst met alle voorlopigheid van dien. In zijn officiële rapportage aan paus Clemens VII maakt Girolamo Angelita melding van al deze wonderbaarlijke omstandigheden. Er kan dus geen twijfel over bestaan.

De fundamenten staken al boven de grond uit, toen bekend werd dat de plannen zoals ze waren onderbroken door Leo X, maar weer goedgekeurd door Clemens VII met zich meebrachten dat de enige deur van het huisje zou worden dicht gemetseld, en dat er drie voor in de plaats kwamen die op het plein uit zouden komen; daarmee wilde men de ongelukken vermijden die nu steeds gebeurden omdat er te weinig plaats was voor de vrome pelgrims die elkaar herhaaldelijk verdrongen. Toen dit nieuws bekend werd, ontstond er hevige consternatie onder de bevolking. Plotseling dreigde overal opstand. Wie had het lef om met een brutale hamer muren geweld aan te doen die door de eeuwen met respect waren behandeld? Toch stond de paus erop. Het ging om het algemeen belang. En om de schoonheid van de ingreep. De architect Nerucci hief dus moedig de hand om de eerste slag toe te brengen. Maar op datzelfde moment verbleekte hij, begon te trillen, voelde zijn krachten wegvloeien, en viel bewusteloos op de grond. Men bracht hem over naar zijn huis; zijn toestand was kritiek; hij leek in acuut levensgevaar. Toen zijn vrome echtgenote hem in die toestand zag, viel ze wanhopig Maria te voet en riep de voorspraak in van de beschermheilige van Loreto. Haar gebeden werden verhoord; de toestand van algehele zwakte verdween en de onfortuinlijke architect kon gelukkig weer terug naar zijn familie en aan het werk.

Intussen had men de paus van dit wonderlijke gebeuren op de hoogte gebracht; men vroeg zijn raad in deze delicate affaire. Hij antwoordde aldus: “Wees niet bang om de muren van het verheven heiligdom te doorbreken en er deuren in te maken: aldus bepaalt Clemens VII.” Hoe uitdrukkelijk deze bepaling ook was, nog wel voorzien van alle gezag van de Heilige Stoel, toch was het niet voldoende om de vrees bij architect Nerucci weg te nemen en te gehoorzamen. Tevergeefs probeerde men hem aan te sporen en over te halen. Alle pogingen strandden. Enerzijds voerde het bevel van de paus de druk op om aan het werk te gaan, anderzijds werd het belemmerd door de verbijstering van de bevolking.  Ineens  verscheen er een man die zich aanbood het gevaarlijke werk aan te pakken. Hij behoorde tot de lagere geestelijkheid en zong mee in het koor van het heiligdom. Hij heette Ventura Perini. Om te beginnen nam hij drie dagen om zich met intensief gebed en strenge vasten voor te bereiden op de onderneming.  Tegen de avond van de derde dag begaf hij zich, omstuwd door een dichte drom van ontelbare mensen, naar de heilige plaats. Hij maakt een kniebuiging, kuste en kuste wel duizend keer de heilige muur en pakte een hamer. Maar voor hij toesloeg, richtte hij zich, reeds met de arm geheven, tot Maria en sprak vertrouwvol: “Vergeef mij, heilig huisje van de allerzuiverste Maagd. Niet ik ben het die een gat in u gaat  maken, het is Clemens, de plaatsbekleder van Jezus Christus, in zijn verlangen u mooier te maken. Sta het hem toe, Maria, en kom tegemoet aan zijn hartsverlangen.” Daarop bracht hij een eerste slag toe, gevolgd door nog een aantal, en hij ondervond er geen enkel probleem bij. Andere werklieden vatten moed en volgden hem na in zijn werk evenzeer als in zijn devotie. De deuropeningen werden zichtbaar; de stenen werden eerbiedig opzij gelegd en hergebruikt bij het dichtmetselen van de enige deuropening die tot dan toe toegang had gegeven tot het kostbare heiligdom. De balk die dienst had gedaan als architraaf werd bewaard in het metselwerk als een monumentale herinnering aan de oude situatie en de vernieuwing met zijn prachtige beeldhouwwerk kwam tot voltooiing.

Sixtus V

In 1585 werd Sixtus V paus. Hij sprak: “Overwegende dat de stad Loreto over de hele wereld beroemd is geworden en dat zij binnen haar muren een belangwekkende collegiale kerk herbergt die is toegewijd aan de gelukzalige maagd Maria; en overwegende hoe eerbiedwaardig deze kerk is, waarin het verheven huisje staat, dat is geheiligd door goddelijke geheimen, omdat de zuiverste Maagd daar is geboren en begroet door de engel en omdat zij daar van de Heilige Geest de Verlosser van de wereld heeft ontvangen; en overwegende dat dit huisje naar hier is overgebracht door dienstvaardige engelen, en dat er elke dag wonderen gebeuren op voorspraak en door de verdiensten van de heilige patrones, en dat de gelovige dienaren van Jezus Christus er elke dag in grote drommen van over de hele wereld in vrome bedevaart naar toe komen, verheffen wij het plaatsje Loreto tot de rang van stad, en maken wij de kerk tot kathedraal door er een bisdom te vestigen.”

Clemens VIII

Clemens VIII werd paus in 1592. Hij ondernam hoogstpersoonlijk een bedevaart naar Loreto en verbood dat er een andere litanie gezongen zou worden dan degene die nu gebruikelijk is  in de Kerk, en die men doorgaans de Litanie van Loreto noemt. Het was immers in deze kerk dat ze voor het eerst werd gezonden, opgesteld door kardinaal Savelli aan wie ze doorgaans word toegeschreven. Hij liet ze in 1483 op een zilveren blad ingraveren. Onderaan staat te lezen: “Paul Savelli, vorst van Albano en keizerlijk afgezant.”

Clemens IX en Innocentius XII

Clemens IX werd paus in 1667. Na een uiterst zorgvuldig onderzoek door de Congregatie van de Riten bepaalde hij middels een plechtig decreet dat de geschiedenis van het indrukwekkende Loretowonder met de volgende opmerkelijke woorden zou worden opgenomen in het Romeins Martelarenboek: “Te Loreto, in het streek van Ancona, het overbrengen van het heilig huis van de Moeder Gods Maria waarin het woord is vlees geworden.” In 1691 ontwierp Innocentius XII een officie en een speciaal misformulier, en voegde in het Romeins brevier na de zesde lezing de geschiedenis van het wonder toe.

Benedictus XIV

Voor zijn verheffing tot de Heilige Stoel had Benedictus XIV zich al een even geleerd als toegewijd verdediger van het heilige huisje betoond. Hij had zich op voortreffelijke wijze vereenzelvigd met de identiteit van het nederige en bescheiden verblijf uit Nazareth tegen de kritiek van de protestant Casaubon en andere bestrijders van de waarheid. We hoeven ons er dan ook niet over te verbazen dat hij alle privileges en voorrechten van zijn voorgangers bevestigde. Daarnaast werkte hij aan de verfraaiing van het verheven heiligdom door een stevige klokkentoren te bouwen en een mooi terras aan te leggen voor het apostolisch paleis.

Maar tijdens zijn regering heeft deze paus verder geen noemenswaardige dingen ondernomen voor Loreto, behalve dan dat de vloer van de heilige kapel opnieuw is betegeld, en die welke het gevolg waren van een onderzoek dat was ingesteld. Dat was in 1751. Giovanni-Battista Stella uit Bologna stond aan het hoofd van de stad. Op het moment dat hij de werkzaamheden wilde starten, leek het hem toch goed – en terecht – zich te omringen met enkele respectabele medewerkers. Zo vroeg hij monseigneur Alexander Borgia om hulp; daarnaast nodigde hij nog vier andere bisschoppen uit: die van Iesi, Ascoli, Macerata en Loreto. Hij vertrouwde het werk toe aan een architect en vier metselaars. Daar werden nog drie architecten uit den vreemde aan toegevoegd; zij waren juist in de stad om het heiligdom te bezoeken. Allen waren erbij toen het graafwerk begon. Al gauw had men de basis van de heilige muren bereikt: ze staken minder dan een voet de grond in. De architect en de meestermetselaars die het eerst in het gat waren afgedaald haalden droge aarde, vermengd met kleine vergruizelde steentjes naar boven, precies zoals je ze vindt op plat getreden paden en openbare wegen.

Intussen wilde een van de kundigste architecten met alle geweld doorgraven om te zien op welke diepte zich eigenlijk de vaste grond begon waarop men gewoonlijk de fundamenten aanbracht wilde men stevig bouwen. Hij was aan één kant al zo diep gegaan dat hij er helemaal in verdween. Op dat moment begon de bewaker Saviero Monti doodsbenauwd te worden: “De muur van het heiligdom is zo dun! Gaat dat niet instorten? Of misschien hier en daar verzakken?” Tevergeefs sprak hij zijn ongerustheid uit. De nieuwsgierige architect bleef doorgaan met zoeken. De grondwerkers waren al op een diepte van zo’n acht of negen voet gekomen, toen er plotseling een kreet weerklonk: “De vaste grond! De vaste grond!” Hij verzamelde een handvol en eenmaal weer boven, toonde hij het enthousiast aan de aanwezigen. Die keerden zich in tot een zegenbede aan God wiens hand tegen alle regels van de architectuur in al sinds eeuwen ondanks aardschokken en andere trillingen het nederige en bescheiden huisje van Maria ondersteunt.

Laatste beschrijving van het huisje

Het huisje is niet - zoals sommigen denken – opgetrokken uit baksteen, maar het bestaat uit lichtelijk bewerkte, roodkleurige, enigszins poreuze natuurstenen waar omheen de geur van oudheid hangt. Het is gebouwd met materiaal dat in Italië niet voorkomt, maar in Nazareth heel gewoon is. Alle voorwerpen komen uit de antieke tijd en hebben een enigszins oosters, en zeker geen westers karakter. De afmetingen komen exact overeen met de in Nazareth achtergebleven fundamenten. Dat het blijft staan, temidden van veel steviger gebouwen die alweer vergaan zijn, is op zich een wonder, want het is zomaar zonder fundament op de grond neergezet. Het heeft altijd iets onaantastbaars gehad; nooit heeft men straffeloos er ook maar een piepklein stukje van kunnen afhalen. Het huisje van Loreto is dus geen gewoon bouwwerk. Het is een ruimte die heel speciaal de almachtige bescherming van Gods hand geniet. Het is dus ook niet in vroeger tijden in Italië opgebouwd, maar van overzee aangevoerd. Het is wel degelijk het kamertje waarvan de resterende fundamenten in Galilea gebleven zijn, het kamertje dus van Maria, het kamertje waar zich de verhevenste van onze geloofsgeheimen hebben afgespeeld.

Om voor altijd de herinnering van het wonder van de overbrenging van het heilig huisje van de Maagd Maria levend te houden, gaf Clemens VII (1378-1394) toestemming dat feest in de basiliek van Loreto te vieren. Urbanus VIII (1623-1644) breidde dit feest uit over alle kerken van de Mark Ancona. Innocentius XII (1691-1700) gaf zijn goedkeuring aan een eigen formulier voor dit feest. In 1724 breidde Benedictus XIII het uit over de gehele kerkelijke staat. Het is ook populair in Frankrijk; er zijn al heel wat bisschoppen die het hebben bijgeschreven op het feesteigen van hun bisdom.’


Bronnen
 [Gué.1880/14p:169-178; Dries van den Akker s.j./2008.12.10]

© A. van den Akker s.j.

VoorwoordHoe wordt men heilige?
© AuteursrechtWoordenboek
LeeswijzerGastenboek
Bronnen