×
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.
Sluit het venster om te blijven.
Info afb. |
Ita Ford, Chalatenango, El-Salvador; zuster van Maryknoll & vermoord in El Salvador tezamen met haar huisgenotes Maura (gedoopt Mary) Clark, eveneens zuster van Maryknoll, Dorothy Kazel osu & Jean Donovan, lekenmedewerkster; † 1980.
Sterfdag 2 december.
Ita Ford was een zuster van Maryknoll, afkomstig uit Cleveland, USA. Zij kwam in 1979 vanuit de missie te Chili naar de missie van El Salvador. Daar woonde ze in een volkswijk samen met nog twee andere zusters, Maura en Jean, en een lekenzuster Dorothy Kazel. Ze waren zoveel als maar mogelijk was één met de armen.
Zuster Maura Clark werd op 13 januari 1931 geboren in de Bronx, New York en trad in 1950 in bij de Zusters van Maryknoll. In 1959 werd zij uitgezonden naar Nicaragua. Na een periode als onderwijzeres op het platteland kwam ze in 1969 naar de hoofdstad Managua, waar ze dienst deed als catechiste en opleider van catechisten. Zo maakte zij in 1979 de aardbeving mee die de stad volkomen ondersteboven keerde en duizenden slachtoffers eiste. Met andere overlevenden groef zij met haar blote handen doden uit het puin. Nadien ging zij voor enige tijd terug naar Amerika. Maar in 1980 was ze terug als medewerkster van Ita Ford. Kort voor haar dood schreef ze in een brief naar huis: "Wat hier gebeurt is onmogelijk, maar het gebeurt. Het uithoudingsvermogen van de armen en hun geloof dwars door hun afschuwelijke lijden heen, stuwt mij voort tot een steeds dieper en intenser geloofsantwoord. Mijn angst voor de dood wordt herhaaldelijk op de proef gesteld, als kinderen, schattige meisjes vaak, en bejaarden worden doodgeschoten, soms met machetes bewerkt en achteloos in de berm van de weg worden achtergelaten terwijl het aan de omstanders verboden wordt ze te begraven."
Zuster Dorothy Kazel werd geboren in Cleveland, Ohio, op 30 juni 1939. Na haar middelbare school had ze o.a. een baan als medisch secretaresse; daarnaast zette zij zich gedurende één zomer in voor de indianen van het Papago-reservaat in Arizona. In 1960 trad ze in bij zusters Ursulinen. Na haar geloften werkte ze als lerares op enkele middelbare scholen. Maar die ene zomer tussen de Indianen hadden in haar het ideaal gewekt om meer te doen voor de armen. De kans kwam, toen de paus een beroep deed op een aantal Amerikaanse bisdommen, waaronder Cleveland, om in de Latijns-Amerikaanse wereld concrete missietaken op zich te nemen. Cleveland werd gekoppeld aan El Salvador. Het zond priesters en kerkelijke opbouwwerkers. Op haar uitdrukkelijk verzoek behoorde Zuster Dorothy tot deze groep; ze werd te werk gesteld in Chirilagua. Na enkele overplaatsingen kwam ze tenslotte terecht in een parochie in de haven van La Libertad. Uit haar brieven blijkt dat ze zich ervan bewust was hoe gevaarlijk haar roeping was: "We moeten volhouden om het woord van God te verkondigen, ook als je er zelf het leven bij zou inschieten voor je mensen."
Jean Donovan werd 10 april 1955 geboren te Stamford, Connecticut, USA. Ze groeide op in een luxe omgeving. Ze speelde golf, reed paard en maakte vele reizen. Na een geslaagde opleiding, die haar ook nog in Ierland bracht, kreeg ze een prima baan in Cleveland met prettig salaris. Aan de buitenkant was ze goedlachs, in voor een geintje en heel gezellig, maar van binnen schuilde er een heel andere vrouw. Die kwam tevoorschijn, toen ze op het invulformulier van de parochie schreef: "Ik zou graag met mensen willen werken, die eenzaam zijn en misschien wel helemaal niet in de gaten hebben dat God van ze houdt."
Zo hoorde ze van een team uit Cleveland dat aan ontwikkelingswerk deed in El Salvador. Dat was er gekomen omdat de paus een beroep had gedaan op een aantal Amerikaanse bisdommen, waaronder Cleveland, om in de Latijns-Amerikaanse wereld concrete missietaken op zich te nemen. Cleveland werd gekoppeld aan El Salvador. Het zond er priesters en kerkelijke opbouwwerkers heen. Onmiddellijk was Jean enthousiast en in augustus 1979 was ze al aan het werk in La Libertad. Zij behoorde tot een groep van kerkelijke opbouwwerkers, waar ook deel van uitmaakten Maura Clarke en Ita Ford, zusters van Mary Knoll, en Dorothy Kazel, een urseline. Jean was de enige niet-religieuze missionaris.
Het was de tijd van Monseigneur Oscar Romero († 1980; serfdag 24 maart), van de harde confrontaties tussen de Kerk en de doodseskaders. Ieder die in naam van Jezus preekte dat mensen recht op leven, voedsel en een stukje grond hadden, liep gevaar voor zijn overtuiging te worden gedood. Zo gebeurde het met Monseigneur Romero. Zo gebeurde het met de menigte die toegestroomd was voor zijn begrafenis: heel de wereld was er getuige van, hoe tijdens de rechtstreekse televisie-uitzending van Romero's uitvaart Salvadoriaanse militairen de menigte voor de kerk onder vuur namen en tientallen slachtoffers maakten. Ook de bovengenoemde vier vrouwen zouden het aan den lijve ondervinden.
Eind november waren de zuster Maura en Ita naar Nicaragua gegaan om tijdens een regionale bijeenkomst met hun medezusters hun werk te evalueren en om plannen te maken voor de toekomst. Voor hun vertrek hadden ze afgesproken met zuster Dorothy dat die hen op 2 december op het vliegveld van San Salvador zou komen ophalen. Het vliegtuig uit Managua had een uur vertraging. Een Canadese priester, die in El Salvador werkte, verklaarde later dat hij Dorothy en Jean nog op het vliegveld had gezien. Zij hadden hem verteld dat zij op de beide Mary-Knollers stonden te wachten. Hij moet de laatste geweest zijn die hen nog in leven heeft gezien.
Halverwege de volgende morgen belde pater Paul Schindler van de Cleveland-missie op naar de Amerikaanse ambassade met de mededeling dat twee vrouwelijke leden van zijn team de avond tevoren twee zusters van het vliegveld zouden gaan halen, maar dat de vier daarvan nog steeds niet waren teruggekeerd. De ambassade bracht het hoofd van de Salvadoraande politie op de hoogte. Deze beloofde dat er een bericht zou uitgaan naar alle controleposten. Dit schijnt echter nooit te zijn gebeurd. De Amerikaanse ambassade zou de Salvadoraanse regering later beschuldigen van "een verbijsterend gebrek aan medewerking". Diezelfde dag nog werd vlakbij het vliegveld het wrak van het busje gevonden, waarin de vier zusters gezeten moeten hebben. Het was volkomen uitgebrand. Hoe langer hoe meer begon men te vrezen dat de vier niet meer in leven waren. De volgende dag - 4 december - kwamen er boeren van Zacatecoluca, dat zo'n 25 mijl ten zuidoosten van San Salvador ligt, naar de plaatselijke priester met de mededeling dat zij door soldaten gedwongen waren de lijken van de vier vrouwen te begraven in een inderhaast gedolven graf op het landgoed van een boerderij even buiten de stad. De priester gaf het bericht door aan de aartsbisschop en deze bracht de ambassade op de hoogte. De ambassadeur begaf zich persoonlijk naar de aangewezen plek; hij liet de pas gedolven aarde verwijderen en stuitte inderdaad op de lijken van de vier vrouwen. Ze waren gedood door kogels in het hoofd; en alles wees erop dat ze tevoren waren verkracht.
De twee zusters van Maryknoll werden begraven op het kerkhof van de Chalatenango waar zij het laatst hadden gewerkt. Jean Donovan werd overgevlogen naar Sarasota, Florida, waar haar ouders woonden. Zuster Dorothy Kazal tenslotte werd overgebracht naar Cleveland, waar bisschop Anthony J. Pilla in zijn toespraak tijdens de uitvaart overwoog hoeveel gevaren een modern missionaris loopt bij de verkondiging van het evangelie.
De moordenaars zijn nooit gevonden. In maart 1993 kwamen de Verenigde Naties met een rapport, waarin de namen van de schuldigen stonden vermeld. Nog geen week daarna kondigde de regering van El Salvador een algemeen pardon af voor de moordenaars van de vuile oorlog, met de redenering "het oude zo snel mogelijk te vergeten en te bouwen aan een nieuwe toekomst".
Van een heilig- of zaligverklaring is vooralsnog geen sprake.
© A. van den Akker s.j. / A.W. Gerritsen