× 
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.

Sluit het venster om te blijven.

           
welkom menu contact zoeken
HeiligenkalenderHeiligen op naamPatroonheiligenHedendaagse namenMeer...
 Pater Dries van den Akker s.j., de auteur van de hagiografieën, overleed 30 oktober 2022
† na 314  Maternus van Trier

Info afb.

Maternus van Trier (ook van Tongeren, België, of van Keulen), 3e bisschop; Duitsland; † na 314: ca 325(?).

Feest 11 (bisdommen Limburg & Trier) & 13 & † 14 & 25 (bisdommen Limburg & Luxemburg) september & 22 oktober (Trier: overbrenging).

In Trier wordt Maternus vereerd als de derde bisschop na Eucharius en Valerius. Op de bisschoppensynodes van Rome in 313, en Arles in 314 behoorde hij tot de ondertekenaars als bisschop van Keulen. Verondersteld dat het steeds om dezelfde persoon gaat, dan staat hij ook te boek als bisschop van Tongeren.
Volgens de legende werden Eucharius, Valerius en Maternus persoonlijk door Petrus naar het noorden gestuurd. Hoewel historisch onjuist, heeft de legende wellicht de bedoeling de hogere positie van bisdom Trier boven Keulen een historisch fundament te geven.

Legende
Het was Petrus, de prins der apostelen zelf, die Maternus met twee gezellen, Eucharius en Valerius geheten, vanuit Rome naar de Germanen langs de Rijn zond om hun het evangelie te gaan verkondigen. Na een tocht vol ontberingen en ongemak, kwamen ze tenslotte aan in het gebied dat tegenwoordig de Elzas heet; in de buurt van het plaatsje Ell. Door alle mislukkingen en vergeefse inspanningen was Maternus volkomen uitgeput geraakt. Hij werd ziek, moest het bed houden en stierf. Zijn beide gezellen gingen wanhopig terug naar Rome om aan Petrus de mislukking van hun onderneming te berichten. De vorst der apostelen schrok hevig. Hij wierp zich op zijn knieën neer en begon God te bidden om hulp en uitkomst. Zijn gebed werd verhoord in één van zijn dromen.

Daarop overhandigde hij aan Valerius en Eucharius zijn bisschopsstaf en beval hun naar het graf van hun gestorven vriend terug te gaan en hem te doen opstaan: "Zeg hem maar dat de tijd voor de eeuwige rust voor hem nog niet is aangebroken." Vol vertrouwen brachten ze ten uitvoer wat Petrus hun had opgedragen: met de staf raakten ze Maternus aan, die er nog geheel gaaf en als een slapende bijlag. De afgestorvene opende zijn ogen en stond op. Bij het zien van dit wonder kwamen de mensen in drommen naar hen toe om zich te laten dopen. Zo zou de grondslag zijn gelegd voor de kerken van Straatsburg, Trier, Keulen en Luik.
[Mel.1978p:587-588; Kr1.1898p:09-17]

Wellicht op grond van deze legende leefde de overtuiging bij de middeleeuwse gelovigen, dat Maternus dezelfde was als de jongeling van Naïm, die destijds door Jezus zelf nog uit de doden was opgewekt (Lukas 07,12). Vervolgens zou hij behoord hebben tot de zeventig die Jezus voor zich uit had gezonden om zijn komst voor te bereiden (Lukas 10,01), maar op de voor het merendeel legendarische naamlijsten die sinds de eerste eeuwen zijn opgesteld van de zeventig, komt zijn naam nergens voor.
Maternus zou de eerste bisschop van de stad Keulen worden. Dat is een historisch feit. Zo werd Maternus ook de grondlegger van de bisschopszetels van Tongeren, Maastricht en Luik. Immers halverwege de vierde eeuw zou de bisschopszetel van Tongeren door Servatius naar Maastricht worden verplaatst; Lambertus bracht haar tegen het eind van de 7e eeuw op zijn beurt over naar Luik.

Hij zou veel te stellen hebben gehad met de Donatisten, wellicht tijdens de bisschoppensynodes in Rome en Arles.
Maternus zou gestorven zijn rond 325. Hoe dan ook, volgens de overlevering stond hij ongeveer veertig jaar aan het hoofd van de Keulse kerk. Hij stierf op een 14e september.

Verering & Cultuur
Vanouds werden Maternus' relieken in Trier bewaard en vereerd. Het eerste document dat daarover spreekt stamt uit 760. In 1037 liet bisschop Poppo zijn relieken overbrengen van de naast de St-Matthiasabdij gelegen Maternuskerk naar de domkerk.

Sint Maternus wordt afgebeeld met een kerk met drie torens, met twee mijters naast de zijne of met een kelk met drie hosties erboven; zij verwijzen naar de drie belangrijkste bisschopszetels van de begintijd van het christendom in deze streken waarvan hij bisschop zou zijn geweest: Keulen, Trier en Tongeren.

Hij is patroon van Tongeren en Trier. Zijn voorspraak wordt ingeroepen tegen koorts en besmettelijke ziekten. Daarnaast wordt zijn voorspraak ingeroepen voor een goede wijnoogst.
Tot in de 19e eeuw trokken jaarlijks talrijke pelgrims naar de verrijzenisbasiliek van Ell om er met grote godsvrucht een bezoek te brengen aan het lege graf, waar Sint Maternus veertig dagen lang had ingelegen, alvorens hij met behulp van Petrus' herdersstaf tot leven was gewekt. Die staf wordt nog altijd bewaard in de schatkamer van de kerk van Trier.

Toen aan paus Innocentius III († 1216) eens werd gevraagd, waarom de bisschoppen van Rome geen herdersstaf dragen, heeft hij geantwoord: "De bisschop van Rome draagt geen herdersstaf, omdat de heilige apostel Petrus de zijne geschonken heeft aan Eucharius, de eerste bisschop van Trier, welke hij tegelijk met Valerius en Maternus uitzond om het evangelie aan het Duitse volk te verkondigen." De enige keer dat men een paus een staf ziet voeren, is wanneer hij te Trier voorgaat in de vieringen. Zo bijvoorbeeld paus Eugenius III († 1153; feest 8 juli) in 1147/48 op de bisschoppenvergadering, toen hij hoogstpersoonlijk voorlas uit de geschriften van Hildegard van Bingen en er uitleg bij gaf.

Eind jaren veertig van de 12e eeuw begon Hildegard van Bingen († 1179; feest 17 september) bekendheid te krijgen. Op verzoek van aartsbisschop Heinrich van Mainz en abt Kuno van de Disibodenberg wijst paus Eugenius III twee prelaten aan die een onderzoek moeten instellen naar persoon, leefgewoonten en geschriften van de kleine abdis. Zo tijgen bisschop Auberon van Verdun en Aldebert, de voorzitter van diens dekenaal kapittel, naar de Disibodenberg. Diep onder de indruk komen ze bij haar vandaan en begeven zich naar de bisschoppenvergadering van Trier; ze hebben bij zich het eerste deel van Hildegards boek ‘'Scivias'. Het is eind 1147. Daar zijn de paus en vele prelaten bijeen om kerk- en kloosterhervormingen door te voeren.

De geschiedschrijver Jean Trithème zal drie eeuwen later schrijven: 'De paus las de geschriften van de maagd voor aan een groot aantal aanwezigen. Hij trad zelf op als voorlezer en voorzag een belangrijk deel van haar werk van uitleg. Allen die de voorlezing hoorden, waren een en al bewondering en brachten eensgezind dank aan God.' Sinds die tijd stond de paus in geregeld briefcontact met 'dit zo bewonderenswaardig door God geïnspireerd licht'.


Bronnen
[Bei.1983; Bri.1953; Gué1880/11p:111; HiH.1987p:118; Kr1.1898; Lin.1999; Rge.1989; Rgf.1991; Ste.1980p:4; Süt.1941p:116; Dries van den Akker s.j./2005.03.21]

© A. van den Akker s.j.

VoorwoordHoe wordt men heilige?
© AuteursrechtWoordenboek
LeeswijzerGastenboek
Bronnen