× 
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.

Sluit het venster om te blijven.

           
welkom menu contactzoeken
HeiligenkalenderHeiligen op naamPatroonheiligenHedendaagse namenMeer...
 Pater Dries van den Akker s.j., de auteur van de hagiografieën, overleed 30 oktober 2022
† 1087  Arnoldus van Soissons

Info afb.

Arnoldus (ook Arnoul of Arnulfus) van Soissons osb, Frankrijk (ook van Oudenburg of van Tiegem, Vlaanderen); † 1087.

Feest 14 & 15 & 16 (bisdom Brugge) augustus.

Arnoldus was afkomstig uit Tiegem, Vlaandren. Omwille van zij ouders liet hij zich ridder slaan, maar zodra hij zijn kans schoon zag, vervulde hij zijn hartenwens en trok zich terug in de eenzaamheid van het Benedictijne klooster te Soissons, Noord-Frankrijk. Het was met die rust gedaan, toen hij tot abt werd gekozen. Hij vluchtte de bossen in, maar een wolf bracht hem op bijzondere wijze weer keurig thuis terug. Niet lang daarna werd hij zelfs bisschop van Soissons.
Vanwege zijn vredelievende kwaliteiten werd hij een paar keer naar Vlaanderen teruggeroepen om daar twisten bij te leggen tussen ruziënde edelen. Tijdens een van die missies is hij gesotorven.
Hij is patroon van brouwers, herbergiers en molenaars.

Legende
uit: RIBADINEIRA, Petrus & ROS-WEYDUS, Heribertus Generale Legende der Heylighen met het Leven Iesv Christi ende Marie vermeerdert wt de H.Schrifture, Oude Vaders, ende Registers der H.Kercke van Nievws vermeerdert ende Ghedeylt in tvvee Deelen T'Antwerpen by Hieronymus Verdussen inde Camerstraet inden Rooden Leeuw M.DC.XXXX

Ten tijde van Balduïnus en Adela, graven van Vlaanderen, leefde er in het Brabantse dorp Tieghem, een edelman van aanzienlijke familie, Fulbert geheten; bovendien was hij schatrijk. Zijn vrouw, Meinsinde, had hem een zeer schone zoon gebaard. Toen de jongen de leeftijd bereikte om de wapenen te dragen stierf hij. Zij was daarover zeer verdrietig. Maar een paar maanden later verscheen aan deze vrouw een wonderschone man in haar slaap; hij sprak tot haar:
'Waarom bent u zo bedroefd om uw zoon? Weet u niet dat hij door Gods rechtvaardig oordeel uit deze wereld is weggenomen? Als hij langer geleefd zou hebben, zou hij misschien door zonden in de hel terechtgekomen zijn, terwijl hij nu veel beter zit. Houd dus op met die droefenis; wees liever blij, want op dit moment draagt u een zoon in uw schoot die door Gods beschikking groot zal worden in Gods tegenwoordigheid. Als hij geboren wordt moet u hem Christoforus noemen, Christus-drager, want dat is Gods bedoeling met hem: dat hij in woord en werk zal getuigen dat hij Christus in het hart draagt. En opdat u zult weten, dat ik werkelijk van God afkomstig ben, moet u naar de kerk gaan, en daar moet u op het plaatsje waar u altijd bidt, in de grond gaan graven; dan zult u een steen vinden waarop de naam en de verdiensten van uw zoon geschreven zullen staan.'
De vrouw was zeer verheugd. Onmiddellijk ging ze - na toestemming gekregen te hebben van haar man - begeleid door haar dienaressen naar de aangewezen plaats. Na wat graven vond ze een vierkante steen waar de naam Christoforus op geschreven stond. Vol blijdschap wachtte ze nu het moment van de geboorte af, en baarde tot grote vreugde van haar man, familie en vrienden een zoon. Zij zond hem naar Arnulfus van Oudenaerde om gedoopt te worden. Deze was een rijk en machtig man. Hij wou beslist niet, dat het kind Christoforus zou worden genoemd. Omwille van de familieband en vanwege zijn grote hoogmoed heeft hij hem dus Arnulfus laten noemen.

In de boeken worden voor deze heilige de namen Arnulfus en Arnoldus door elkaar gebruikt. Dat is trouwens in die tijd altijd het geval: allen die Arnoldus heten worden ook Arnulfus genoemd, en andersom. Wij zullen in dit verband steeds spreken over Arnoldus.

In de tijd dat hij opgroeide werd hij zo sterk, dat hij vijf sterke mannen de baas kon. Iedereen noemde hem dan ook "De Sterke Arnold". Zijn vader en moeder hadden het liefste gezien dat hij zou gaan studeren, maar de familie, en dan vooral Arnoldus van Oudenaerde, wilden hem liever de oorlog insturen. Hij werd tot ridder geslagen, en tot hoog aanzien gebracht: immers van moeders kant stamde hij uit het geslacht van de Hertogen van Leuven en de Graven van Namen. Al zijn vrienden hechtten aan die eervolle familiebanden, maar zijn moeder stond erop, dat hij toch Arnoldus Christoforus genoemd moest worden.
Hij was een godvruchtige zoon van een godvruchtige moeder. Zijn gedrag in de wereld van de oorlog was van dien aard, dat hij in de deugd voor ieder een voorbeeld was; je bemerkte bij hem hoe hij zijn leven gewetensvol wilde inrichten. Hij was zeer devoot in het gebed, goedgunstig voor zijn onderdanen, mild jegens de armen: kortom hij was met alle denkbare deugden getooid. Vandaar dat hij al snel zag, dat hij door de wereld van de oorlog niet kon leven zoals hij eigenlijk verlangde. Hij nam zich dus voor eruit te stappen, en zich aan dingen te wijden waarvoor tenslotte hemelse beloning op hem zou liggen te wachten. Hij gordde zich dus de wapenen aan, maakte zich reisvaardig en deed alsof hij op weg ging naar het Hof van de Koning van Frankrijk. Maar in feite trok hij linea recta naar het klooster van Sint-Medardus, waar op dat moment de monniken een zeer heilig leven leidden onder de bezielende leiding van hun abt Reinaldus. Hij werd hartelijk ontvangen, ingekleed en onderwezen in de heilige kloosterregel. Na het proefjaar werd hij benoemd tot aalmoezenier van het klooster. Deze taak van aalmoezenuitdeler volbracht hij met zoveel mildheid dat de armen zeiden een ware vader in hem gekregen te hebben.

In datzelfde klooster leefde een kluizenaar, Ereboldus genaamd. Arnoldus stond hem op alle mogelijke manieren vol liefde ter zijde, opdat hij van diens doen en laten des te meer zou leren. Na een lang leven van boete voelde de monnik dat de dood aanstaande was. Hij riep dus Arnoldus met de vraag om wat melk: dan kon hij een beetje zijn dorst lessen. Daar moest de heilige man een brood voor verkopen, dat eigenlijk voor de armen was bestemd; van de opbrengst kocht hij wat melk en die gaf hij aan Ereboldus. Toen deze op sterven na dood was, vroeg Arnoldus, of hij hem straks na zijn dood zijn situatie wilde openbaren. Dat beloofde hij en hij heeft ook woord gehouden. Want na zijn dood is hij hem in zeer schone gedaante verschenen. Arnoldus was daar zeer verheugd over; hij vroeg hem of hij nog enige pijn had moeten lijden. Ereboldus antwoordde daarop: 'Ik heb inderdaad 'wat pijn moeten lijden vanwege de melk die je mij gegeven hebt. 'Die had je immers voor de armen gekocht: dus die behoorde ook 'aan hen toe. Maar deze en alle andere zonden zijn mij in genade 'vergeven. Ik ben nu in de eeuwige blijdschap.'
Door dit visioen voelde Arnoldus zich nog meer tot de dienst aan God aangetrokken. Hij hield niet eerder op met gebed en lichaamskastijding vooraleer ook hij de levensstaat van kluizenaar had bereikt. Dat leven heeft hij op zo'n manier gestalte gegeven, dat hij bij ieder een goede naam had; velen heeft hij aldus tot dezelfde levenswijze weten aan te trekken. In het hart van heel wat mensen heeft hij een groot verlangen naar deugd ingeprent. In zijn kleine celletje genoot zijn hart de vreugden van de hemel: vandaar dat hij drie jaar en zes maanden in het geheel niet gesproken heeft en al zijn tijd heeft doorgebracht met het lezen van godvruchtige boeken. Hij heeft zich er ook op toegelegd om schrijven te leren, en verkreeg de gave om boeken samen te stellen. Hij had meer smaak in vasten dan in lekkere spijzen; en zelden at hij een klein gerstebroodje.

Na de dood van abt Reinaldus kreeg een boze monnik, Pontius geheten, de leiding over de abdij van Filips, koning van Frankrijk. Met als gevolg dat de regel van het klooster verslapte en in zijn tegendeel verkeerde; welhaast alle ornamenten werden verkocht. De kloosterlingen vroegen daarom aan Theobaldus, bisschop van Soissons, dat hij een andere abt-en-herder zou aanstellen, en Pontius afzetten want die was geen herder, maar een tiran. Op verzoek van de koning stelde deze bisschop Arnoldus in plaats van Pontianus aan. Op het horen daarvan werd Arnoldus zeer bedroefd; hij vroeg bedenktijd tot de volgende morgen. In die nacht is hij aan het lopen gegaan. Na lange omzwervingen kwam hij tenslotte uit bij het huisje van een arme man.
Toen men bemerkte dat hij er van door was gegaan, werden er mannen op uit gezonden om hem overal te gaan zoeken en, zodra men hem gevonden zou hebben, weer naar huis mee terug te brengen. Om daaraan te ontkomen stond hij midden in de nacht op om naar de kerk te gaan. Daar viel hij voor de kerkdeur op zijn knieën en bad God onder tranen dat deze hem zou bijstaan om de begonnen te reis tot een goed einde te brengen. Hij had duidelijk het gevoel dat God hem verhoorde; dus stond hij op met de bedoeling nog verder weg te vluchten tot midden in de dichte bossen. Een grote wolf kwam zijn gezelschap zoeken. Hij verkeerde in de veronderstelling, dat hij door die wolf wel steeds dieper de bossen zou worden binnengevoerd; dus hij liet zijn weg door het dier bepalen. Maar bij daglicht ontdekte hij, dat ze bij de stad Soissons waren uitgekomen. Nu was het niet moeilijk meer om hem te vinden. Hij stribbelde ook niet langer tegen en aanvaardde de last van het abtsambt. Het klooster kwam er door zijn onderricht en goede voorbeeld weer boven op; de ornamenten werden teruggehaald; kortom er werd weer goed leiding gegeven.
Maar ene Odo fluisterde de koning in, dat volgens oude gewoonte de abt van Sint-Medard met zijn monniken mee ten strijde moesten trekken. Aldus werd hem ook bericht. En of hij, als hij daar niet op in wilde gaan, dan maar zo goed wilde zijn het klooster te verlaten. Hij was niet uit op wereldse eer. Hij benoemde dus in zijn plaats een zekere Gerardus, een geleerd en wijs man. Zelf trok hij zich terug in kluizenaarscel om boete te doen. Zelfs toen Pontius door de gunst van koningin Bertrada Deze Gerardus verdreef en zichzelf weer aan het hoofd van het klooster plaatste, bleef Arnoldus toch in zijn cel. Hij gaf de voorkeur aan het zoete leven van de hemelse geneugten. Hij werd er een gezocht man, want alle edelen van het Rijk wilden zijn zegen ontvangen, en ze hoorden hem graag spreken over de vrede van de Heilige Kerk en de Zaligheid van hun Ziel. Het is verbazend hoeveel wonderen hij intussen verrichtte; terwijl hij daarnaast ook nog de gave der profetie had: hij kon toekomstige dingen voorspellen.

Na de dood van bisschop Theobaldus werd Arnoldus tegen zijn zin, maar tot grote blijdschap van het volk tot diens opvolger benoemd. Juist in die dagen had de broer van de opperbevelhebber van de koning dit bisdom met geweld veroverd; nu hield hij het met instemming van de koning gewapenderhand bezet. Arnoldus ontweek het conflict door zich maar te vestigen in een ander kasteelstadje binnen het bisdom: Ulciacum (Oulchy-le-Château). Vandaar oefende hij zijn ambt uit.
Nadat hij de kerk grote diensten had bewezen, werd hem van Godswege geopenbaard, hoe dicht zijn sterfdag al was genaderd. Na de Laatste Sacramenten te hebben ontvangen is hij tijdens zijn tweede visitatiereis door Vlaanderen te Oudenburg in de Heer overleden. In die plaats werd zijn lichaam ook aanvankelijk in de Sint-Pieterskerk begraven. Waar hij tijdens zijn leven al heel wat wonderen had verricht, ging hij daar na zijn dood gewoon mee door, want op zijn graf zijn heel wat zieken genezen.

Noot over de namen Arnoldus en Arnulfus:

Arnoldus betekent: 'heersend als een arend' - in dat geval zou de naamsbetekenis van deze heilige in verband gebracht kunnen worden met zijn scherpziend oog voor het goede, waarmee hij als abt resp. bisschop leiding gaf.
Het achtervoegsel '-ulf(us)' betekent 'wolf' - in dat geval zou het wel eens meer dan toeval kunnen zijn, dat er wolf 'moet' optreden in het levensverhaal van onze heilige... Dat kan dus zijn, omdat de naam Arnulfus associaties oproept met een wolf. Het kan ook omgekeerd: omdat de wolf in zijn leven een rol speelt, is Arnoldus van lieverlee Arnulfus geworden].

Aan Ivo Cnops 'Sint-Arnoldus, patroon van de vrede' in Katholiek Nieuwsblad van dinsdag 20 juni 1989 p.7 ontlenen we nog de volgende gegevens:

In Vlaanderen wordt de heilige Arnoldus door de bierbrouwers vereerd als hun beschermheilige. Of ze hier nu de juiste Arnoldus aanroepen is niet zeker want ook de heilige Arnoldus, bisschop van Metz (6e/7e eeuw), eist deze eer op. Op een oude prent wordt Arnoldus van Tiegem uitgebeeld als bisschop met staf en mijter. Naast hem staat een brouwerskuip die hij zegent, terwijl op de achtergrond duidelijk opschietende hopperanken, basisbestanddeel van bier, zijn afgebeeld. Rechts van hem staan twee brouwersknechten die een ton bier wegdragen en aan de voeten van de heilige worden diverse werktuigen uit het brouwersambt afgebeeld: met name twee schudvorken, twee stukmanden en een emmer.(-). In alle Vlaamse brouwerijen vindt men een beeld van de heilige Arnoldus en vroeger was het gebruik een weinig water van de Sint-Arnoldusbron te Tiegem in het eerste brouwsel te gieten om goed bier te verkrijgen.

Voor Cnops is het een raadsel waar Arnoldus dit patronaat vandaan heeft. We zouden hier kunnen denken aan het samenvallen van de seizoenarbeid van de hopoogst met het feest van Arnoldus: 16 augustus; juist zoals Sint-Maarten met de ganzenslacht wordt vereenzelvigd en Sint-Nikolaas met het inpekelen van vlees aan het begin van de winter. Cnops zoekt het eerder in één van de Arnolduslegenden; aangezien deze in bovenstaande verhalen nog niet voorkomt, geven we die hieronder:

In zijn heiligenleven wordt verteld, dat op een gegeven moment de massa gevoed moest worden met vijf broden en enkele kroezen bier. Nadat Sint Arnoldus het voedsel gezegend had, kon men blijven schenken. Een verhaal dat ons doet denken aan de broden en de vissen uit het evangelie

Klaarblijkelijk met de bedoeling aan de toehoorders duidelijk te maken, dat met Arnoldus de tijden van Jezus zijn teruggekeerd...


Bronnen
[Dries van den Akker s.j./2008.02.06]

© A. van den Akker s.j. / A.W. Gerritsen

VoorwoordHoe wordt men heilig?
© AuteursrechtWoordenboek
LeeswijzerGastenboek
Bronnen