×
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.
Sluit het venster om te blijven.
Info afb. |
Coupaïa (ook Koupaïa, Poupaïa, Pounpaïa of Punpaïa wat verbasterde tot Poupaïa en Pompea, Pompe of Pompée; bijgenaamd Alma) van Bretagne, Frankrijk; kluizenares; † ca 550.
Feest 26 & 28 [DSB.1979: drukfout voor 26?]juli.
Er bestaat een overlevering die meent te weten dat zij dezelfde is als Aspasia, dochter van koning Eusebius van Bretagne en zijn gemalin Sint Landwenna. Van Eusebius is sprake in het leven van Sint Mélaine († 530; feest 6 november).
In die tijd heerste er een zekere koning Eusebius over het gebied van Vannes. Bij een strooptocht in de aangrenzende omgeving van Comblessac (Ille-et-Villaine) hield hij verschrikkelijk huis onder de bevolking: hij liet hen de ogen uitsteken en de handen afhakken. Diezelfde avond werd hij getroffen door een geheimzinnige zwaarmoedigheid die gepaard ging met afschuwelijke pijnen. Drie dagen later bleek zijn dochter Aspasia (ook Pompeia geheten) te lijden aan soortgelijke verschijnselen. In zijn nood liet de vorst bisschop Mélaine halen die te Platz verbleef. Deze gaf hem een enorme penitentie en verloste hem en zijn dochter van hun kwaal door tot driemaal toe olie op hun voorhoofd te wrijven en hun de handen op te leggen. Uit dankbaarheid schonk Eusebius het gebied van Comblessac aan de bisschop om er een klooster te vestigen. De plaatselijke Sint-Mélainebrug herinnert er nog steeds aan de heilige bisschop. Eusebius zou later als heilige worden vereerd († 490; feest 29 oktober).
Hoe dan ook, zij huwde met koning Hoël I, bijgenaamd de Grote. Samen hadden zij zeven kinderen onder wie Sint Tudwal († 564; feest 30 november), Sint Lunaire († ca 560; feest 1 juli), Sint Sève († 6e eeuw; feest 26 juli), koning Hoël II - en volgens sommigen - koning Erech van Vannes, vader van Sint Trifine († 6e eeuw; feest 29 januari). Van oorsprong waren ze Bretonners, maar hadden moeten vluchtten naar Brittannië aan de andere kant van de zee, toen de vader van Hoël I, koning Budic was gesneuveld tegen koning Clovis († 511) en deze Bretagne had veroverd.
Volgens de overlevering had Hoël zich genoodzaakt gezien zijn toevlucht te zoeken bij zijn neef, de beroemde koning Arthur († 542? feest 6 oktober). In 513 keerde hij terug aan het hoofd van een leger, versloeg de Friezen die zich daar gelegerd hadden en wist de meiers van koning Childebert († 558) te verjagen; deze was sinds kort koning Clovis opgevolgd. Zo heroverde hij het koninkrijk dat destijds aan zijn vader had toebehoord. Op verzoek van koning Arthur stak hij nogmaals over naar het eiland Brittannië om hem te helpen in zijn strijd voor rechtvaardigheid. Tijdens die onderneming moet Hoël tenslotte gestorven zijn: 545.
Zijn gezin was al die tijd op het Britse eiland gebleven en had zich uiteindelijk gevestigd in Zuid-Engeland, waarschijnlijk in het gebied dat tegenwoordig Devonshire heet. Voor hun opvoeding werden de jonge Tudwal en Lunaire toevertrouwd aan abt Illtud († 530; feest 6 november). Al spoedig rijpte in hen het verlangen zich geheel en al in dienst van God te stellen. Op nog jonge leeftijd werd Tudwal door zijn medemonniken tot abt werd gekozen. In een droom zou hij door een engel aangespoord zijn om over te steken naar Bretagne en daar zijn levenswijze voort te zetten. Andere bronnen menen te weten, dat het veeleer door de invallen van de Saksen was, dat hij naar Bretagne overstak. Hoe dan ook, hij gehoorzaamde en nam tweeënzeventig van zijn vurigste leerlingen mee. Dat moet rond 545 geweest zijn. Naast vele anderen die later als heiligen vereerd zouden worden bevonden zich onder hen ook zijn moeder Sint Coupaïa (of Pompeia); na de dood van haar man in datzelfde jaar had zij zich voorgenomen haar leven geheel aan God toe te wijden en kluizenares te worden. Ook zijn zus Sint Sève behoorde tot het gezelschap, alsmede Sint Maheleu, een dienstbare weduwe, die de kleren waste van de monniken. Aan de kust bleek, dat er al een boot op hen lag te wachten...
Zij moeten aan wal gekomen zijn op het eilandje Kermorvan in de baai van Blancs Sablons ter hoogte van Léon. Ze gingen van boord, begroetten vol eerbied en vreugde het nieuwe land, draaiden zich om met de bedoeling de vriendelijke bemanning te bedanken, maar de boot was al verdwenen.
Coupaïa vestigde zich als kluizenares dichtbij het door Tudwal gestichte klooster van Tréguier. Men vermoedt dat het kapelletje bij het bos even buiten Langoat nog altijd aan die plek herinnert. Daar zou ze ook gestorven zijn.
Verering & Cultuur
Ze ligt begraven in de aan haar toegewijde kerk van Langoat, niet ver van La Roche Derrien en Tréguier (Côtes-du-Nord). Overigens stamt deze kerk eerst uit 1782. De voorganger was tot ruïne vervallen. Het geld voor de nieuwbouw werd na een volksmissie bijeengebracht door de plaatselijke bevolking. Er is nog altijd een stenen grafmonument te zien waarin haar relieken bewaard worden. Bovenop is zij zelf te zien als een gestoven, languit liggende figuur. Op de zijkanten ervan zijn taferelen van haar leven ingebeiteld: we zien hoe uit haar Sint Tudwal geboren wordt; hoe zij met haar man, gekroond als koningspaar, hun kind aan Sint Tudwal toevertrouwt; hoe Tudwal tot abt wordt gewijd(?); hoe zij met Tudwal en Lunaire overvaart; hoe zij sterft, omringd door Tudwal en Lunaire; en hoe haar de laatste eer wordt gegeven door Tudwal en zijn monniken.
In Langoat wordt haar boetprocessie (‘pardon’) gouden op het laatste weekend van juli. Haar voorspraak wordt ingeroepen voor een voorspoedige bevalling alsmede voor de genezing van allerhande kinderziekten.
Haar naam is nog te horen in ‘Trébompe, een buurtschap bij Langoat. Diezelfde naam komen we tegen in de buurt van Ste-Sève (gem. Morlaix, Côtes-du-Nord).
© A. van den Akker s.j. / A.W. Gerritsen