× 
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.

Sluit het venster om te blijven.

           
welkom menu contactzoeken
HeiligenkalenderHeiligen op naamPatroonheiligenHedendaagse namenMeer...
 Pater Dries van den Akker s.j., de auteur van de hagiografieën, overleed 30 oktober 2022
† 1e eeuw  Maria Magdalena

Info afb.

Maria Magdalena (ook van Bethanië of van Magdala), Efese, Turkije (?) of Aix-en-Provence, Frankrijk (?) of Vézelay, Frankrijk (?); boetelinge en volgelinge van Jezus; † 1e eeuw (66?).

Feest 5 mei (overbrenging: oosterse kerk) & 22 juli.

1.1 Maria Magdalena in de evangelies
Over de persoon van Maria Magdalena (of 'van Magdala') bestaat veel verwarring. Volgens Lukas was zij een van "de vrouwen in het gevolg van Jezus, die van boze geesten en ziekten verlost waren"; uit haar "waren zeven duivels weggegaan" (Lukas 08,02-03; vgl. Markus 16,09). Zij behoort tot de twee of drie Maria's die toezagen hoe Jezus gekruisigd en begraven werd (Matteus 27,55-56; Markus 15,40-47). Jezus' dood en begrafenis waren vanwege de naderende sabbat zo snel verlopen, dat men geen tijd meer had gehad Hem door balseming de laatste eer te bewijzen. Vandaar dat op de vroege ochtend na de sabbat een aantal vrouwen terugging naar het graf om dat alsnog te doen. Onder hen bevond zich ook weer Maria Magdalena (Matteus 28,01; Markus 16,01.09; Lukas 24,10). Zij ontdekten dat het graf leeg was; er waren een of twee mannen, engelen van God, die hun zeiden, dat Jezus uit de doden was opgestaan en dat Hij hun voorging naar Galilea; daar zouden zij Hem zien. Dat moesten zij aan zijn leerlingen doorgeven.

Johannes' versie van deze gebeurtenis wijkt enigszins af. De twee in het wit geklede engelen vroegen aan Maria, die zich voorover gebogen had om een blik in het graf te kunnen werpen:

"Vrouw, waarom huilt u?"
Zij antwoordde: "Ze hebben mijn Heer weggenomen en ik weet niet, waar ze Hem hebben neergelegd."
Toen zij dit gezegd had, keerde zij zich om en zag Jezus staan, maar zonder te weten dat het Jezus was.
Jezus zei tot haar: "Vrouw, waarom huilt u? Wie zoekt u?"
In de mening dat het de tuinman was, vroeg zij: "Heer, mocht u Hem hebben weggenomen, zeg mij dan waar u Hem hebt neergelegd, zodat ik Hem kan weghalen."

Zij herkende Hem, toen Hij haar op zijn karakteristieke manier bij haar naam noemde: "Maria!" (Johannes 20,01-18).

1.2 Maria Magdalena opgebouwd uit drie Maria's?
1
Omdat tot twee keer toe over haar wordt gezegd dat Jezus zeven duivels uit haar had verdreven, hebben latere generaties haar vereenzelvigd met de boetvaardige zondares, die bij Jezus haar heil kwam zoeken:

Een van de Farizeeën vroeg Hem eens bij zich te eten. Hij trad het huis van de Farizeeër binnen en ging aanliggen. Een vrouw nu, die in de stad als een zondares bekend stond, was te weten gekomen, dat Jezus in het huis van de Farizeeër te gast was. Zij nam een albasten vaasje met balsem mee en ging schreiend achter Hem, bij zijn voeten, staan. Haar tranen maakten zijn voeten nat, die ze met haar hoofdhaar afdroogde. Zij kuste ze keer op keer en zalfde ze met de balsem. Toen de Farizeeër die Hem uitgenodigd had, dit zag, zei hij bij zichzelf: "Als dit een profeet was, zou Hij weten wie en wat voor een vrouw het is die Hem aanraakt; het is immers een zondares." Jezus gaf hem ten antwoord: "Simon, ik heb u iets te zeggen." Waarop deze zei: "Zeg het meester."

Daarop vertelt Jezus een gelijkenis, waarin Hij duidelijk maakt, dat mensen des te meer liefde tonen, naarmate ze daar meer reden toe hebben. Wie veel ontvangen heeft, zal des te meer geneigd zijn dankbaarheid te tonen, bijvoorbeeld in de vorm van wederliefde. Zo kon Jezus afleiden uit de koele ontvangst bij zijn gastheer, dat er sprake was van weinig liefde, terwijl de vrouw aan zijn voeten overliep van liefdebetoon... Uit al die liefde leidde Jezus af, dat God haar allang vergeven had en dat haar handelwijze een vorm van wederliefde was. (Lukas 07,36-51).

2
Het gebaar van die vrouw was uitzonderlijk. Dure balsem gebruikte men nooit voor de voeten, maar voor het hoofd. Des te opmerkelijker, dat er bij Johannes nog eens wordt verteld, dat Jezus op een dergelijke manier gebalsemd werd: en wel door de zuster van Lazarus en Martha, Maria geheten: Zes dagen voor Pasen kwam Jezus te Bethanië, waar Lazarus woonde, die Hij uit de doden had opgewekt. Men gaf daar ter ere van Hem een maaltijd. Martha bediende en Lazarus was een van degenen die met Hem aanlagen. Maria nu nam een pond nardusbalsem, echte en heel kostbare, zalfde daarmee Jezus' voeten en droogde ze met haar haren af. Het huis hing vol balsemgeur (Johannes 12,01-03).

3
Omdat de gebaren van de beide vrouwen zo op elkaar lijken, heeft men aangenomen dat de boetvaardige zondares (Maria van Magdala?) uit Lukas' verhaal eigenlijk dezelfde was als Maria van Bethanië. Over deze Maria wordt dus ook verteld, wanneer Jezus haar broer Lazarus uit de doden opwekt (Johannes 11,01-44) en als Hij zich door de goede zorgen van de beide zussen Martha en Maria laat verwennen. Terwijl Martha druk bezig was met huishoudelijke taken, zat Maria aan Jezus' voeten te luisteren (weer die voeten!). Toen Martha Hem hierop wees en Hem vroeg haar zuster aan te sporen ook even mee te helpen, zei Hij: "Zij heeft het beste deel gekozen, en het zal haar niet ontnomen worden" (Lukas 10,38-42).

2.1 Maria Magdalena in de westerse traditie: bij de Kerkvaders

Waar de oosterse traditie deze drie vrouwen consequent uit elkaar heeft gehouden, werden ze in het westen steeds meer met elkaar geïdentificeerd. De eerste sporen daarvan vinden we bij de kerkvader Tertullianus († na 220). Vooral Sint Augustinus van Hippo († 430; feest 28 augustus) en de heilige pausen Leo de Grote († 461; feest 10 november) en Gregorius de Grote († 604; feest 3 september) hebben er in hun preken en commentaren de nadruk op gelegd, dat het vermoedelijk steeds om dezelfde persoon ging. Deze opvatting heeft in het westen de middeleeuwse traditie en iconografie diepgaand beïnvloed.

De Maria Magdalena, zoals zij dus nu vereerd wordt in de katholieke traditie, is een samenvoeging van drie Maria's uit verschillende evangelieverhalen. Deze Maria Magdalena is een zuster van Jezus' vriend Lazarus; aanvankelijk leidde zij een verdorven leven, maar nadat Jezus haar van haar boze geesten had verlost, werd ze een van zijn trouwste volgelingen, wat zich uitte in de pathetische zalvingen.

Na aankomst in Zuid-Frankrijk tezamen met Lazarus en Martha zou zij het evangelie hebben gebracht onder de inwoners van de Provence. Volgens de overlevering zou ze haar laatste dertig levensjaren gesleten hebben in een grot bij Sainte-Baume, niet ver van St-Maximin, die tot op de dag van vandaag een druk bezocht pelgrimsoord is. Dat zou ook de plek van haar dood geworden zijn.

In de kerk wordt ze vereerd als een boetelinge wier radicaal veranderde leven de liefde en kracht van Jezus laat zien.

2.2 De westerse traditie: de groei der legenden in de middeleeuwen

1
In de 10e eeuw ontstaat in Italië de legende van Maria's boetvaardig leven, naar analogie van de verhalen rond Maria van Egypte († 5e eeuw; feest 2 april). Deze Maria leidde acht-en-veertig jaar een leven van boetvaardigheid, nadat zij tot inzicht was gekomen, hoe waardeloos haar jonge jaren van prostitutie waren geweest. Tegen het einde van de 12e eeuw werd deze legende ingevoegd in de Franstalige legendenkrans rond Maria Magdalena.
Halverwege de 11e eeuw komt een hele legendenreeks op waarschijnlijk onder invloed van de benedictijnen van Vézelay die vanaf dat moment beweren, dat zij haar relieken in hun midden hebben. Deze verhalen duiken voor het eerst op rond Vézelay en vervolgens ook in de Provence.
Daar is op de eerste plaats de legende van de wonderbaarlijke overtocht in een gammel bootje van Palestina naar de Zuid-Franse kust; vervolgens wordt daaraan vastgeknoopt het verslag van de overbrenging van haar relieken vanuit de Provence naar Vézelay, die ergens in de karolingische tijd plaatsgevonden zou hebben.
Dan ontstaan er verhalen over Maria Magdalena als wonderdadige bevrijdster van gevangenen. Daarin wordt dus gesuggereerd dat ze lijkt op haar geliefde Jezus als Verlosser.
Rond 1200 horen we van verhalen, die vertellen over Maria Magdalena's apostolische arbeid onder de inwoners van Zuid-Frankrijk.
Uiteindelijk worden al deze legendes onder invloed van de bedel- en predikordes aan elkaar vast verteld en verzameld tot een groot verhaal. Het bekendste is de versie van de Legenda Aurea door Jacobus de Voragine († 1298; feest 13 juli).

2.3 Legenda Aurea
De vertaling, nummering en tussengevoegde aantekeningen zijn van mijn hand.

01.1
Maria betekent 'bittere zee'; of ook wel 'verlichtster'; of 'verlichte'.

Op drievoudige wijze kunnen wij hierin het beste deel herkennen dat zij gekozen heeft: het deel van de boete; het deel van de inwendige beschouwing; en het deel van de hemelse heerlijkheid. Dit bedoelde de Heer toen Hij zei: "Maria heeft het beste deel gekozen en het zal haar niet ontnomen worden" (Lukas 10,42).

Volgens de moderne etymologische opvatting is de betekenis van 'Maria' niet bekend. Geopperd worden

1] door de (Oud-Egyptische) god Ammon bemind (Oud-Egyptisch)[?]
2] 'Maria' houdt verband met het Hebreeuwse woord 'mara' = 'bitter'.
3] met het Hebreeuwse woord voor 'verhevene'.
4] in de middeleeuwen legde men verband met het Latijnse 'mare' = 'zee'
5] er zijn in de in de loop der tijden wel zestig verschillende verklaringen gegeven voor deze naam.
[001]

Het eerste deel zal haar niet ontnomen worden vanwege het einddoel, het verkrijgen van de zaligheid. Zo ook het tweede deel vanwege de duurzaamheid, want de beschouwing van de weg vindt haar eindbestemming in de beschouwing van het vaderland. Zo ook het derde deel, want dat is uiteraard eeuwig.
Omdat zij het beste deel van de boete gekozen heeft, kan ze genoemd worden 'bittere zee', want zij heeft daardoor veel bitterheid moeten verdragen. Dat kunnen wij afleiden uit het feit dat zij zoveel tranen vergoot, dat zij daarmee de voeten van de Heer kon wassen.
Omdat zij het beste deel van de inwendige beschouwing koos, kan ze met recht 'verlichtster' genoemd worden. Hieruit putte zij immers gretig wat zij later weer aan anderen door zou geven. Zo ontving zij het licht, waarmee zij anderen zou verlichten.
Omdat zij het beste deel van de hemelse heerlijkheid heeft gekozen, wordt zij 'verlichte' genoemd. Want nu wordt zij in de geest verlicht door het licht van de volkomen kennis, zoals zij ook eens in haar lichaam door een helder licht werd verlicht.

01.2
Magdalena betekent zoveel als 'manens rea' = 'blijvend schuldig'; of het kan ook betekenen 'de gesterkte' of 'de stralende'. Daarmee wordt aangeduid hoe zij was vóór, tijdens en ná haar bekering. Want vóór haar bekering was zij schuldig, waarmee zij de eeuwige straf had verdiend. Tijdens haar bekering werd zij gesterkt door het harnas van het berouw: zij wapende zich uitstekend met alle wapens van boete en berouw; en zoals haar vroegere leven bepaald was geweest door lust, zo werd dat nu bepaald door de offers die zij bracht. Na haar bekering straalde zij van de overvloed aan genade, want waar de zonde overvloedig is, daar zal de genade nog overvloediger zijn (Romeinen 05,15-17).

Volgens moderne opvattingen is 'Magdalena' afgeleid van de plaatsnaam Magdala (Hebreeuws) of Megdala (Aramees) of Migdal = 'toren' of 'visburg'. De plaats lag aan het Meer van Gennesareth, ook genoemd Meer van Galilea, ook bekend als Tarichea, niet ver van het huidige plaatsje Medschdel, vier kilometer ten noord-westen van Tiberias.

Magdalena betekent dus 'vrouw uit Magdala', wat vernederlandst iets zou moeten worden als 'Magdalase' of 'Magdalese'.

02.1
Maria Magdalena heeft dus de bijnaam 'van de vesting Magdalum'. Zij was van adellijke afkomst, want zij stamde uit een koninklijke familie. Haar vader heette Syrus en haar moeder Eucharia. Met haar broer Lazarus en haar zuster Martha was zij de eigenares van de op twee mijl van het Meer van Gennezareth gelegen vesting Magdalum, van het vlakbij Jeruzalem gelegen dorp Bethanië, en van een groot deel van de stad Jeruzalem. Maar ze hadden het onderling zo verdeeld, dat Maria het gedeelte bezat waar ook haar naam van afgeleid was; Lazarus het gedeelte van Jeruzalem en Martha Bethanië. Omdat Maria zich helemaal overgaf aan de wellust en Lazarus aan het ridderschap, nam Martha de zorg voor de goederen van haar broer en zus op zich en beheerde ze met grote wijsheid; zij droeg zorg voor de bewakers en de knechten en voor de armen.
Na de hemelvaart van de Heer zouden ze alles verkopen en de opbrengst aan de voeten van de apostelen neerleggen.

Al deze gegevens zijn niet te vinden in de evangeliën; ze berusten op pure legende.

02.2
Omdat Magdalena steenrijk was, en wellust altijd vergezeld gaat van rijkdom, leefde ze alleen nog maar voor haar schoonheid en haar rijkdom en stortte zich vol overgave in haar lichamelijke lusten, zodat zij haar eigen naam verloor en alleen nog maar 'de Zondares' werd genoemd. Op het moment dat Christus predikend door het Land trok, kwam zij, door God geleid, in het huis van Simon de Melaatse terecht, want ze had gehoord dat Christus zelf daar voor de maaltijd was uitgenodigd. Maar als zondares had ze niet de moed tussen de rechtvaardigen plaats te nemen; daarom naderde ze de Heer van achteren, waste Hem de voeten met haar tranen, droogde ze met haar haren af en zalfde ze met de kostbaarste balsem. In dat Land baden en zalven de mensen zich vanwege de grote hitte van de zon. Simon de Farizeeër dacht bij zichzelf:
"Als Hij een profeet zou zijn, zou Hij zich niet door zo'n zondares laten aanraken."
Maar de Heer bestrafte hem vanwege de hoogmoed van zijn rechtzinnigheid en vergaf de vrouw al haar zonden.

03
Dit is dezelfde Maria aan wie de Heer zo grote genade en zovele tekenen van zijn liefde heeft gegeven. Hij dreef bij haar zeven boze geesten uit en deed haar in liefde tot Hem ontvlammen. Hij maakte haar tot zijn beste vriendin en liet zich, als Hij onderweg was, door haar verzorgen en onderhouden. Hij nam haar altijd liefdevol in bescherming: tegen de farizeeër, die haar onrein noemde (Lukas 07,36-50); tegen haar zuster, die klaagde, dat ze niets uitvoerde (Lukas 10,38-42); en tegen Judas, die haar verkwisting verweet (Johannes 12,03-08). Als Hij haar zag huilen, moest ook Hij huilen (Johannes 11,32-33). Uit liefde voor haar wekte Hij haar broer op uit de dood, die reeds vier dagen in het graf had gelegen (Johannes 11,01-44), en genas haar zuster Martha van de bloedvloeiing waaraan zij zeven jaar geleden had.

In geen van de evangelies is dit verhaal te vinden. Wel vinden we bij Matteus, Markus en Lukas het verhaal van een vrouw, die niet zeven, maar twaalf jaar aan bloedvloeiing leed (Matteus 09,20-26; Markus 05,25-34; Lukas 08,43-48). Maar bij geen van de evangelisten wordt zij met name genoemd, laat staan dat het om Martha, de zuster van Lazarus en Maria zou gaan. Zoals verderop blijkt, beroept Jacobus zich hier op een uitspraak van de kerkvader Sint Ambrosius, bisschop van Milaan († 397; feest 7 december). Helaas zegt hij niet, waar we die uitspraak precies bij de kerkvader kunnen vinden.

Omwille van haar ook vond de Heer het goed dat Martilla, het dienstmeisje van Maria's zuster, haar stem verhief en dat zalige, zoete woord sprak:
"Zalig is de schoot die u mocht dragen en de borsten, die u gezoogd hebben" (Lukas 11,27). Want zoals Ambrosius zegt, was Martha de bloedvloeiende vrouw, en de vrouw die deze woorden sprak, Martilla, haar dienstmeisje.

Martilla was het legendarische dienstmeisje van Lazarus, Martha en Maria. Over haar horen we in het evangelie helemaal niets, noch - afgezien van dit verhaal - in de latere traditie.

Het was ook Magdalena, die de voeten van de Heer met haar tranen waste, met haar haren afdroogde en met zalf zalfde; zij was het die in de tijd van genade als eerste boete deed; die het beste deel verkoos; die aan de voeten van de Heer naar zijn woorden luisterde en die zijn hoofd zalfde; die naast het kruis stond bij de dood van de Heer; die zalf bereidde om zijn lichaam te balsemen; die niet wegging bij het graf, toen de leerlingen het voor gezien hielden; aan wie Christus na zijn opstanding als eerste verscheen; en die Hij maakte tot de apostel van de apostelen (Johannes 20,11-18).

04.1
Na de hemelvaart van de Heer, in het veertiende jaar na zijn Lijden, toen Stefanus alweer lang geleden door de joden gestenigd was en de andere leerlingen uit Judea verdreven waren, trokken de leerlingen naar allerlei landen om er het goddelijk woord uit te zaaien. Nog in de tijd van de apostelen had Sint Petrus Maria Magdalena toevertrouwd aan de zorgen van Sint Maximinus, één van de twee-en-zeventig leerlingen van de Heer.

Verwijzing naar Lukas 10,01, waar Jezus (twee-en-)zeventig leerlingen voor zich uit zendt. Meer dan deze aanduiding geeft het evangelie niet; hun namen worden niet genoemd. Latere generaties van gelovigen hebben geprobeerd uit te zoeken om wie het hier ging, en hebben ze van namen voorzien. Er bestaan verschillende lijsten, maar op geen ervan komt de naam Maximinus voor. Straks wordt hij de eerste bisschop van Aix-en-Provence († 1e eeuw; feest 19 januari). Op die manier wordt een later bekende situatie vastgeknoopt aan het evangelie. Hier stuiten we op een voorbeeld van die typisch middeleeuwse gewoonte om zoveel mogelijk gegevens met elkaar in verband te brengen.

Toen de leerlingen verstrooid werden, werden Sint Maximinus, Maria Magdalena, haar broer Lazarus, haar zuster Martha samen met haar trouwe dienstmeisje Martilla, in gezelschap van Sint Cedon - hij was de blindgeborene die door Jezus werd genezen - en nog een flink aantal christenen door de ongelovigen in een boot gezet en de zee op gejaagd zonder iemand aan boord die de boot kon besturen. Op die manier hoopten de ongelovigen dat ze allemaal in één klap zouden verdrinken. Maar door Gods genade, bereikte het bootje Marseille.

In Cedon (ook wel Cedonius of Celidonius genoemd) ontmoeten we iemand die een rol speelt in het latere verhaal: hij wordt straks de assistent van Maximinus, eerste bisschop van Aix-en-Provence en zal hem op die zetel opvolgen († 1e eeuw; feest 23 augustus). Vanuit de latere situatie wordt een aanknopingspunt voor hem gezocht in het evangelie, juist zoals we dat hierboven bij Maximinus zagen: in dit geval zou het om de blindgeborene uit Johannes 09 handelen.

Volgens een andere versie van het verhaal zouden de vrouwen in een apart bootje hebben gezeten. Zij moeten met meerderen geweest zijn, want ook de andere Maria's (Maria Salome en Maria van Clopas) spelen een rol. Zij kwamen aan land bij een Zuid-Franse plaats die sindsdien naar hen is genoemd: Saintes-Maries-de-la-Mer.

Weer een andere legende vertelt, dat het niet Martilla was, die hen vergezelde, maar de aanvoerster van de zigeuners die later aan de monding van de rivier de Rhône zouden wonen: Sara-le-Kâli. In een andere variant behoorde zij niet tot de opvarenden, maar woonde zij reeds in dat gebied. Op een dag zag zij twee vrouwen in een bootje, dat overgeleverd was aan de woeste golven van de zee. Zij herkende de beide vrouwen onmiddellijk. Juist een paar nachten tevoren had ze deze vrouwen in haar droom onder het kruis van Jezus zien staan. Nu dreigden zij in hun gammele bootje te vergaan. Zij wierp haar mantel op de golven. Die bleef drijven, zodat de beide vrouwen daaroverheen veilig aan land konden komen.

Deze legende ligt aan de oorsprong van de het jaarlijkse zigeunertreffen in Saintes-Maries-de-la-Mer, waar zij op de vooravond van het feest der beide Maria's hun patrones Sara vieren (resp. 24 en 25 mei).

04.2
Daar wilde niemand hen bij zich in huis opnemen.

Had Jezus zelf al niet gezegd: "Een dienaar staat niet boven zijn Heer. Als ze Mij vervolgd hebben, zullen ze ook u vervolgen..." (Johannes 15,20)? Hoe vaak is Jezus gastvrijheid geweigerd? Om te beginnen al meteen bij zijn geboorte: "Er was voor hen geen plaats in de herberg" (Lukas 02,07). Vergelijk: "De Samaritanen ontvingen Hem niet, omdat Jeruzalem het doel van zijn reis was" (Lukas 09,52). Tot en met het moment dat Hij letterlijk uitgestoten wordt en buiten de stad Jeruzalem de heidense doodstraf aan het kruis moet ondergaan. De vrouwen uit de legende lijken dus sterk op Jezus. Dat maakt hen heilig, zo suggereert de legende.

Bovendien staat dit gebrek aan gastvrijheid in schrille tegenstelling tot de gastvrijheid die Martha en Maria aan Jezus hadden gegeven (Lukas 10,38-42).

Vandaar dat ze hun toevlucht zochten in de voorhal van een tempel. Maria Magdalena zat toe te zien hoe de heidenen naar hun tempel gingen om aan de goden te offeren. Plotseling stond ze op met een stralend gezicht en begon hen van hun afgoderij af te brengen door hun vurig Christus te prediken. Alle aanwezigen stonden perplex van de schoonheid die van haar gezicht afstraalde en de weldadigheid, die van haar woorden uitging. Maar wie verwondert zich erover dat de mond die de voeten van de Heer nog heeft mogen kussen, het woord Gods beter verkondigde dan wie dan ook?

Verwijzing naar het verhaal van de boetvaardige zondares uit Lukas 07,36-51. Ook dit verhaal vertelt over het gebrek aan gastvrijheid jegens Jezus! Volgens de traditie is het deze zelfde Maria aan wie Jezus na zijn opstanding uit de dood verscheen in de gestalte van een tuinman. Als zij Hem tenslotte herkent, zegt Hij haar: "Houd mij niet vast." Zou zij weer zijn voeten omklemd hebben? Aan het slot van dat verhaal horen we hoe zij aan de leerlingen ging vertellen dat zij de Heer had gezien en wat Hij haar gezegd had. Daarmee is zij - althans in het evangelie volgens Johannes (20,11-18) - de eerste geloofsverkondiger! Een reden te meer dus waarom de mensen in Zuid-Frankrijk in vervoering raakten van haar woorden.

Zo kwam ook de vorst van dat land tezamen met zijn gemalin daarheen om de afgoden hun offer te brengen, in de hoop op die manier een kind af te kunnen smeken. Ook hem verkondigde Magdalena het christengeloof en raadde hem aan van het offer af te zien. Een paar dagen later verscheen Magdalena aan de gemalin van de vorst in een visioen en sprak:
"Waarom laat u de heiligen Gods honger en kou lijden, terwijl uzelf baadt in weelde en rijkdom?"
Ze begon haar zelfs met van alles te bedreigen, als zij haar man niet zou aanraden de heiligen te helpen. Maar de vorstin schrok ervoor terug haar gemaal iets te vertellen over het visioen. De daarop volgende nacht verscheen Magdalena voor de tweede maal, maar weer waagde die vrouw het niet er iets over aan haar gemaal te zeggen. Nu verscheen zij voor de derde maal in de stilte van de nacht aan allebei met zulk een vlammend gezicht, dat het wel leek of het hele huis in brand stond, en zij sprak:
"Slaap je, lelijke tiran, satanskind, met dat stuk adderengebroed van je vrouw d'rbij, die mijn woorden niet aan je wil doorgeven! Jij, vijand van Christus' kruis, lig je lekker uit te rusten, nadat je eerste je buikje rond gegeten hebt aan de heerlijkste spijzen, terwijl je de heiligen Gods van honger en dorst laat omkomen? Dat ligt daar maar in zijn paleis, lekker toegedekt onder zijden dekens, terwijl die arme drommels zonder troost en onderdak zitten: en daar heb jij dus blijkbaar geen boodschap aan!? Pas maar op, stuk ongeluk: je zult je straf niet ontgaan, omdat je al die tijd aan die mensen geen enkele weldaad hebt bewezen."

Zouden we hier getuige zijn van een middeleeuwse donderpreek? Werd hier aan de rijke toehoorders van dit verhaal op indirecte wijze duidelijk gemaakt, dat ze te weinig geld en goed gaven aan de kerk?

Na die woorden verdween zij. De vrouw was wakker geworden; zij trilde en zuchtte ervan, en sprak tot haar man:
"Mijn lieve heer, heb jij dat gezicht ook gezien, dat ik had?"
"Ja", zei hij "en ik ben nog helemaal onder de indruk. Wat moeten we doen?"
De vrouw zei: "Het lijkt me beter, dat we doen wat ze zegt, anders halen we ons de toorn van haar God op de hals."
Zo kwam het dat ze de heiligen bij zich in huis opnamen en voorzagen van alles wat ze nodig hadden.

04.3
Toen Magdalena op een dag eens aan het preken was, sprak de vorst tot haar:
"Kunt u aantonen dat het geloof van uw prediking op waarheid berust?"
Zij antwoordde: "Natuurlijk zal ik graag het geloof verdedigen en er de waarheid van aantonen met behulp van de dagelijkse wonderen en prediking van onze meester Sint Petrus, die in grote waardigheid te Rome zetelt."
Toen zeiden de vorst en zijn gemalin:
"Wij zullen gehoor geven aan uw woord, als u bij de God waarover u preekt, een zoon voor ons afsmeekt."
"Uw wens zal vervuld worden", sprak Magdalena. En zij bad tot de Heer, dat Hij zo goed zou zijn de twee een zoon te schenken. De Heer verhoorde haar gebed en de vrouw werd zwanger. Nu vatte de man het plan op om naar Petrus te reizen en van hem te horen of het allemaal waar was wat Magdalena over Christus predikte. Toen sprak zijn vrouw:
"Maar je wilt toch niet zonder mij op reis gaan? Stel je voor. Nee, samen uit, samen thuis. Waar jij gaat, sta ik aan je zijde."
Maar de man antwoordde: "Mijn liefste, dat kan toch niet. Jij bent zwanger en op zee dreigen vele gevaren. Je zou maar al te gemakkelijk in de grootste narigheid terecht kunnen komen. Als jij nou thuis blijft en hier de leiding neemt?"
Maar zij bleef aanhouden met haar vragen, en wierp zich zelfs voor zijn voeten, zoals vrouwen nu eenmaal doen, en tenslotte kreeg ze haar zin.

04.4
Toen bevestigde Magdalena het heilig kruisteken op hun schouders zodat de boze vijand hen onderweg geen kwaad zou kunnen doen.

Het was in de middeleeuwen gewoonte, dat pelgrims herkenbaar waren aan een duidelijk insigne; hier dus in de vorm van een groot kruis dat op hun schouders werd genaaid.

Nadat ze alles wat ze nodig hadden ruimschoots aan boord hadden gebracht, lieten zij hun have en goed aan de zorgen van Sint Magdalena over en staken van wal. Maar na een dag en een nacht varen, begon de zee onrustig te worden. De wind wakkerde aan, zodat ze allemaal door de dreiging van het slechte weer in angst en nood geraakten, met name die zwangere vrouw in haar kwetsbare positie. De nood werd zo hoog, dat plotseling de weeën begonnen. Zo bracht ze temidden van haar eigen pijnen en de angsten van de storm een zoon ter wereld en stierf. Het kind begon te sabbelen en zocht de moederborst, en zette het op een hartverscheurend huilen. Het was wel levend geboren, maar het was de oorzaak geworden van de dood van zijn moeder, en was nu ten dode opgeschreven, omdat niemand in staat was hem levengevend voedsel te geven. Wat moest die arme pelgrim doen nu zijn vrouw daar dood voor hem lag en zijn kind klaaglijk huilde, omdat het de borst van zijn moeder zocht? Hij beklaagde zijn lot en riep:
"Wat moet ik doen? Ik verlangde naar een zoon, maar nu zal ik én de moeder én het kind verliezen?"
De zeelui riepen hem toe: "Het lijk moet in zee geworpen worden voordat wij allemaal omkomen, want zolang wij het aan boord houden, zal het noodweer niet ophouden."

Toespeling op het Jonas-verhaal?

Zij pakten dus het lijk op om het in zee te gooien. Maar de pelgrim riep:
"Heb medelijden, mannen, en als je het al niet hebt omwille van mij en mijn vrouw, heb dan tenminste medelijden met dit huilende kind. Zij is alleen maar van de pijn flauwgevallen; ze komt zo wel weer bij."
Intussen kwam een rots in zicht. Het leek hem beter het lijk met het kind daar af te zetten dan ze aan de zeemonsters te vreten te geven. Met grote moeite, na lang smeken en veel steekpenningen wist hij gedaan te krijgen, dat ze er aanlegden. Daar de steen te hard was om er een graf te delven, bracht hij het lijk naar een verborgen plek in de rots, dekte het toe met een mantel, legde het kind bij de moeder aan de borst en sprak:
"Ach Maria Magdalena, sinds jouw landing in Marseille heb jij ongeluk gebracht. Waarom droeg jij mij op deze reis te maken? Heb je daarom tot je God gebeden, dat mijn vrouw zwanger zou worden: dat ze eráán zou gaan? Moet je zien, ze ís zwanger geworden, maar onmiddellijk na de geboorte van het kind gestorven. En het kind is alleen maar geboren om weer dood te gaan, want niemand kan het voeden. Dat is dus, wat ik door jouw voorspraak allemaal gekregen heb. Maar ik heb je nu eenmaal al mijn zaken toevertrouwd; ik beveel dit alles aan bij jouw God. Als Hij werkelijk zo machtig is, dan leg ik de ziel van mijn vrouw en het leven van ons kind in zijn handen, in de hoop dat Hij acht slaat op mijn gebed."
Met deze woorden wikkelde hij het lijk tezamen met het kind in zijn mantel en ging weer aan boord.

04.5
Toen hij bij Sint Petrus kwam, liep deze hem toevallig tegen het lijf. Hij zag het kruis op zijn schouders en vroeg hem, wie hij was en waar hij vandaan kwam. Daarop vertelde hij hem het hele verhaal en Petrus zei:
"Vrede zij met u, u bent precies op tijd gekomen; het was een wijs besluit de raad die u gegeven werd, op te volgen. Heb maar geen verdriet, dat uw vrouw slaapt en dat het kind bij haar rust, want de Heer heeft de macht te geven, te nemen en terug te geven aan wie hij maar wil, en droefheid in vreugde om te zetten."
En Petrus nam hem mee naar Jeruzalem en liet hem alle plaatsen zien, waar Christus gepreekt had en wonderen had gedaan. Hij toonde hem ook de plek waar Hij gekruisigd was en waar Hij ten hemel was opgestegen. Op die manier werd hij door Petrus ijverig in het geloof onderwezen. En na twee jaar boekte hij een plaats op een boot om naar huis terug te varen.

04.6
God regelde het zo, dat de zeetocht voorbijging aan de rots, waar het lichaam van zijn vrouw en zijn kind lagen. Met smeekbeden en smeergelden wist hij de zeelui zover te krijgen, dat ze er aanlegden. Nu was het jongetje in de tussentijd door Maria Magdalena onder haar hoede genomen; het was gezond van lijf en leden. Dikwijls ging het naar het strand van de zee om daar te spelen met zand en stenen, zoals kinderen dat doen. Toen de vader het strand naderde, zag hij het kind zitten spelen met stenen, en hij vroeg zich verwonderd af wie dat kon zijn. Hij sprong uit de roeiboot. Maar toen het jongetje hem zag, schrok het, omdat het zoiets nog nooit had gezien; het rende naar de borst van zijn moeder en kroop weg onder haar mantel. De pelgrim kwam dichterbij om het allemaal beter te zien en vond het wonderschone jongetje, die dronk aan de borst van zijn moeder. Toen nam hij het kind op en sprak:
" O Sint Maria Magdalena, hoe gelukkig zou ik zijn en hoe zou alles zich ten goede keren, als mijn vrouw zou leven en met mij naar huis zou kunnen teruggaan. Ik weet en geloof nu vast, dat u, die ons dit kind hebt geschonken en het twee jaar op deze rots in leven hebt gehouden, op uw voorspraak ook zijn moeder weer gezond en wel aan ons kunt teruggeven."
Bij deze woorden sloeg de vrouw haar ogen op en sprak, alsof ze net wakker werd uit een diepe slaap:
"Geprezen en verheerlijkt moet gij zijn, o heilige Maria Magdalena, omdat u tijdens de barensweeën voor mij het vak van vroedvrouw hebt uitgeoefend, en mij in alle nood als een ware dienstmaagd terzijde hebt gestaan."
Toen de pelgrim dat hoorde, was hij uitermate verbaasd, en zei:
"Mijn liefste, je leeft?"
Zij antwoordde:
"Ja, ik leef. Ik kom juist terug van de pelgrimstocht waar jij ook net van terugkomt. Want zoals Sint Petrus jou heeft meegenomen naar Jeruzalem en je alle plekken heeft laten zien, waar Christus geleden heeft, gestorven en begraven is, en nog een heleboel andere plaatsen, zo was ik intussen bij jullie onder de hoede van Sint Magdalena; ook ik heb de heilige plaatsen gezien en ik heb mij alles goed in het geheugen geprent. Vervolgens begon ze alle plaatsen een voor een op te noemen, waar Christus geleden heeft, en ze beschreef de wonderen die Hij overal gedaan heeft, en wel zo gedetailleerd, dat ze er nog niet de geringste vergissing bij maakte. Toen ging de pelgrim met vrouw en kind welgemoed aan boord en kort daarop liepen ze binnen in de haven van Marseille.

04.7
Ze gingen de stad in en vonden Maria Magdalena, die met haar leerlingen aan het preken was. Ze wierpen zich onder tranen aan haar voeten en vertelden alles wat hun onderweg was overkomen. Uit handen van Sint Maximinus ontvingen ze het heilig doopsel. Vervolgens verwoestten ze alle afgodstempels in heel Marseille en bouwden er christenkerken voor in de plaats. Het was Sint Lazarus die eenstemmig tot bisschop van de stad gekozen werd. Later kwamen ze door Gods wil in de stad Aix terecht en brachten het volk door vele wondertekenen tot het christengeloof. Maximinus werd daar tot bisschop van de stad gewijd.

05
Maria Magdalena verlangde naar de hemelse aanschouwing.

Dat was immers destijds al - tijdens het bezoek van Jezus aan haar en haar zuster Martha - het beste deel geweest, dat zij naast haar zuster voor zichzelf gekozen had!

Daarom trok ze zich terug in de wildernis. Daar woonde ze dertig jaar lang onopgemerkt en onbekend op een plek die door engelenhanden voor haar was ingericht. Er waren geen waterbronnen, en lekker gras of struikgewas was er ook niet. Daaruit moeten we de les trekken, dat de Heer haar niet met aards voedsel wilde verzadigen, maar alleen met hemelse spijs. Elke dag werd zij op de zeven uren van het gebed door engelen de lucht in gevoerd om met haar eigen, lichamelijke oren het gezang van de hemelse legerscharen te kunnen horen. Zo werd ze dag aan dag gevoed met deze kostelijke spijs; vervolgens werd ze telkens weer door een engel naar haar eigen woonplaats teruggebarcht; dus ze had ook helemaal geen aards voedsel nodig.
Nu was er eens een priester die ook het leven van een kluizenaar wilde leiden. Op twaalf mijl van Maria's plek bouwde hij voor zichzelf een cel. Op een dag opende God de ogen van die priester, zodat hij met zijn eigen lichamelijke ogen kon zien, hoe engelen afdaalden naar de plek waar Maria Magdalena woonde, haar in de lucht mee omhoog voerden, en haar na een uur onder hemels gezang weer naar beneden droegen. De priester wilde zien of dit visioen wel echt waar was, deed een gebed om hulp tot zijn Schepper, en snelde vervolgens moedig en met grote devotie naar de betreffende plek. Maar toen hij tot op ongeveer een steenworp was genaderd, begon zijn gebeente te trillen; hij werd door een ontzaglijke innerlijke angst overvallen. Hij keerde om, en zie nu kon hij weer gewoon op zijn benen en voeten staan. Doch zodra hij toch verder wilde gaan om dichter bij die plek te komen, werd hij aangegrepen door lijfelijke zwakte en raakte hij de kluts kwijt.
De man realiseerde zich dat het hier ongetwijfeld om een hemels geheim ging, die de kennis van mensen eenvoudig te boven ging. Onder het aanroepen van de naam van de Verlosser riep hij haar toe:
"Bij de levende Heer: bent u een mens of een ander redelijk wezen, dat hier in die grot woont? Geef mij astublieft antwoord en zeg naar waarheid wie u bent."
Toen hij dat drie maal geroepen had, antwoordde Maria Magdalena:
"Kom wat dichterbij. Dan zult u de waarheid horen, waar je hart blijkbaar zo naar verlangt."
Bevend trad hij nader tot midden in de ruimte. Toen sprak zij:
"Hebt u in het evangelie ooit gehoord over Maria, de voormalige zondares, die de voeten van de Heer met haar tranen waste, met haar haren afdroogde en vergiffenis van zonder kreeg?"
De priester zei: "Natuurlijk. En intussen zijn er al dertig jaar voorbijgegaan, sinds de kerk dit gelooft en verkondigt."
Daarop antwoordde zij: "Welnu, ik ben die vrouw, en ik verblijf nu al dertig jaar hier, zonder dat de mensen het weten. Gisteren was het u blijkbaar vergund toe te zien, hoe ik door engelen de lucht in werd gedragen. Weet dan, dat dit elke dag zeven maal gebeurt, zodat ik de lofzangen van de hemelse legerscharen met mijn lichamelijke oren kan horen. Maar nu heeft de Heer mij bekend gemaakt, dat ik spoedig van deze wereld afscheid zal nemen. Ga daarom naar Maximinus en zeg hem, dat hij aanstaande Pasen, wanneer hij opstaat voor de vroegmis, in zijn eentje naar de kerk gaat. Daar zal hij mij vinden, begeleid door engelen."

Voor de priester leek het alsof het woorden waren van een engel, maar hij zag niemand. Onmiddellijk snelde hij naar Maximinus en vertelde hem het hele verhaal. Maximinus dankte de Heer met grote vreugde. Op de dag en het uur die hem gezegd waren, ging hij inderdaad alleen naar de kerk. Daar zag hij Magdalena staan in het koor der engelen, dat haar naar hier had gebracht. Zij bevond zich op twee el boven de grond midden tussen de engelen en bad met uitgespreide armen tot de Heer. Omdat Maximinus aarzelde om op haar toe te treden, sprak zij in zijn richting:
"Kom dichterbij, vader, en laat u door uw dochter niet afschrikken."
Maar toen hij dichterbij kwam, zo staat het te lezen in Maximinus' eigen boeken, bleek haar aangezicht zo te stralen door de voortdurende dagelijkse aanschouwing der engelen, dat je beter in de zon zelf had kunnen kijken dan in haar aangezicht. Nu riep hij die betreffende priester erbij en de hele geestelijkheid; vervolgens ontving Sint Maria Magdalena onder tranen uit handen van de bisschop Lichaam en Bloed des Heren. Toen strekte zij zich in haar volle lengte op de altaartreden uit; op hetzelfde moment vloog haar ziel op naar de hemel.

Het is niet duidelijk naar welke geschriften hier wordt verwezen. De enige Maximinus die ons uit de kerkvadertijd bekend is, was een bisschop van de Arianen, die in de jaren 427/428 nog met Sint Augustinus van Hippo had gediscussieerd. Hij heeft een aantal preken en brieven op zijn naam staan, maar of bedoelde tekst daarin te vinden is?

Nu zij dood was, verspreidde zich een zoete geur door de hele kerk, die zeven dagen later nog merkbaar was voor ieder die in de kerk kwam. Met veel reukwerk en grote eerbied werd het heilig lichaam door Maximinus bijgezet. En hij gebood dat hijzelf na zijn dood naast haar begraven wilde worden.
Hiermee is in overeenstemming wat Hegesippus schrijft - volgens talrijke andere boeken was het veeleer Jozefus: in zijn tractaten zegt hij tegen iemand, dat Maria Magdalena na de hemelvaart van de Heer uit vurige liefde tot Hem en uit afkeer voor de wereld geen mensen meer wilde zien, maar dat zij na aankomst in de omgeving van Aix de eenzaamheid introk en daar dertig jaar lang onopgemerkt verbleef. Daar werd zij - zo gaat hij verder - elke dag op de zeven gebedstijden door engelen ten hemel gevoerd. Hij zegt ook, dat de priester, die naar haar toekwam, haar in haar cel opgesloten vond. Op haar verzoek gaf hij haar zijn mantel. Die deed zij om en kwam zo met hem naar de kerk. Daar ging zij te communie en met uitgespreide armen ontsliep zij naast het altaar in vrede.

06
In de tijd van Karel de Grote, om precies te zijn in het jaar 769, was Gerhardus hertog van Bourgondië. Omdat hij bij zijn vrouw geen kinderen kreeg, gaf hij met milde hand heel zijn bezit weg aan de armen en bouwde vele kerken en kloosters. Na de stichting van klooster Vézelay zond hij in samenwerking met de abt een monnik met een waardige geleide naar Aix met de bedoeling om als het mogelijk was vandaar relieken van Maria Magdalena mee terug te brengen. Bij de stad aangekomen, trof de monnik haar door de heidenen volkomen verwoest aan. Hij vond een in marmer uitgehouwen graf: uit de afbeeldingen maakte hij op, dat het lichaam van Maria Magdalena daarin moest liggen, want op het graf was zeldzaam kunstig haar geschiedenis in steen uitgehouwen. 's Nachts brak hij het graf open, nam de relieken eruit en bracht ze over naar de herberg waar hij logeerde. In diezelfde nacht nog verscheen hem Maria Magdalena en zei hem, dat hij niet bang moest zijn, maar integendeel het werk dat hij begonnen was, tot een goed einde moest brengen. Zo maakte hij zich op voor de terugweg. Maar toen hij nog een halve mijl van zijn klooster verwijderd was, kreeg hij met geen mogelijkheid meer de relieken van hun plaats. Op het moment echter dat de abt en de andere monniken hem in plechtige processie tegemoet gingen, kon hij met grote eerbied de relieken ongehinderd thuisbrengen.

Dergelijke reliekenwonderen zijn ons vanuit de middeleeuwen in groten getale overgeleverd. Op die manier werden processies en andere gebruiken rond relieken, begraafplaatsen en heiligdommen van de heilige, letterlijk gesanctioneerd.

07
Een ridder die elk jaar het graf van Sint Maria Magdalena had bezocht, sneuvelde in de strijd. Eenmaal opgebaard werd hij door zijn vrienden beweend, en ze klaagden, dat Maria Magdalena haar trouwe dienaar zonder biecht en boete had laten sterven. Plotseling verhief zich de dode, zodat ze allemaal niet weinig schrokken. Maar hij vroeg om een priester. Toen biechtte hij met grote devotie en ontving de heilige teerspijze. Vervolgens ging hij weer liggen en was dood.

08
Eens dreigde een schip op zee vol mannen en vrouwen schipbreuk te lijden. Aan boord was ook een zwangere vrouw. Toen zij zich realiseerde, dat zij midden op zee in zulk een nood geraakte, riep zij uit de grond van haar hart Sint Maria Magdalena aan, en beloofde plechtig, dat als zij veilig en wel aan dit gevaar zou ontkomen en een zoon zou baren, zij het kind aan een klooster af zou staan. Onmiddellijk was daar een vrouw, eerbiedewaardig van kledij en aanblik. Die nam haar bij de kin en leidde haar behouden en wel naar de kust, terwijl alle anderen verdronken. Niet lang daarna kreeg die vrouw een zoon en vervulde trouw de belofte die zij gedaan had.

Op grond van dit verhaal zou Maria Magdalena ook de patrones kunnen zijn van reddend zwemmen! Getuige de opsomming van haar patronaten verderop is zij dat echter niet.

09
Er zijn er heel wat die beweren, dat Maria Magdalena de bruid is geweest van Sint Johannes de evangelist. Vlak voor hun huwelijk zou Johannes weggeroepen zijn door de Heer. Omdat zij zich van haar man beroofd zag, is zij daar ontzettend kwaad om geworden. Zo ging ze heen en stortte zich in een leven van wellust. Maar het was natuurlijk niet de bedoeling dat Johannes' roeping de oorzaak zou worden van haar teloorgang. Daarom werd zij door Christus in zijn grote medelijden tot ommekeer en boete gebracht. En juist doordat Hij haar afkeerde van de hoogste lichamelijke lusten, vervulde Hij haar vervolgens met de hoogste geestelijke liefde, die met haar liefde tot God boven alles uitgaat. Datzelfde zegt men ook van Johannes, namelijk dat de Heer hem boven alle anderen voortrok met zijn innigste vriendschap, omdat Hij hem van die aardse liefde had weggeroepen. Maar deze opvatting wordt voor verkeerd en ongepast gehouden.

10
Eens was een blinde onderweg naar het klooster te Vézelay om er Maria Magdalena's graf te bezoeken. En toen ze al dichtbij het klooster waren, sprak zijn begeleider, dat hij de kerk al kon zien. Daarop riep de blinde met luide stem:
"O Sint Maria Magdalena, als het mij toch ook eens vergund was uw kerk te mogen zien!"
En onmiddellijk gingen hem de ogen open.

11
Eens schreef een man zijn zonden op een stuk papier, dat hij onder de doek op het altaar van Sint Magdalena legde. En hij bad, dat zij hem zijn schuld zou kwijtschelden. Toen hij vervolgens het papier weer tevoorschijn haalde, waren al zijn zonden uitgewist.

12
Eens lag er iemand in de gevangenis omdat hij een verschuldigd bedrag niet kon betalen. Zonder ophouden riep hij tot Maria Magdalena om hulp. En zie, op een nacht verscheen hem een schone vrouwe, verbrak zijn boeien, stootte de deur open en zei dat hij moest vluchten. Toen hij zag dat hij verlost was, vluchtte hij ijlings van daar weg.

Op eenzelfde manier waren ooit Petrus (Handelingen 12,04-11) en Paulus (Handelingen 16,24-30) uit een gevangenis bevrijd. Met Maria Magdalena waren dus de tijden van het evangelie weergekeerd, zo sugereert de legende.

13
Er was eens een geestelijke uit het Vlaamse land, Stefanus geheten, die dusdanig aan lager wal was geraakt, dat hij alleen nog maar boze daden deed; alwat goed was liet hij achterwege, erger nog, hij wilde er zelfs niets van weten. Desondanks had hij een grote devotie opgevat voor Sint Maria Magdalena; op de vooravond van haar feest vastte hij en op de dag zelf hield hij haar in ere. Eens bezocht hij haar graf; daar sukkelde hij half in slaap. Op dat moment verscheen hem Maria Magdalena als een schone vrouwe, maar met betraande ogen en links en rechts ondersteund door een engel. Zij sprak tot hem:
"Stefanus, waarom vergeld je met boosheid wat ik omwille van jou allemaal doe? Waarom laat je je door mijn hartstochtelijk gebed niet tot verbetering brengen? Want je moet weten, dat ik vanaf het moment dat je devotie voor mij hebt opgevat, steeds voor jou bij God ten beste heb gesproken. Daarom, kom, doe boete, ik zal niet ophouden voordat je je met God hebt verzoend."
Onmiddellijk voelde de geestelijke hoeveel genade er in hem losgemaakt werd. Toen hij stierf, zag men Maria Magdalena in gezelschap van engelen aan zijn baar staan. Zij nam zijn ziel in de gedaante van een witte duif bij hem weg en droeg haar onder lofgezang omhoog ten hemel.
[183]

3 Maria Magdalena's dood in de oosterse traditie

Volgens de oosterse traditie stierf Maria Magdalena in Efese in de omgeving van Sint Johannes de evangelist. Als Sint Gregorius van Tours in zijn 'Glorie van de Martelaren' te spreken komt over de evangelist Johannes, merkt hij terloops op: "Maria Magdalena werd begraven in Efese, hoewel er geen grafmonument van haar te vinden is."
[146nr:29]

Desondanks wordt er van keizer Leo VI verteld, dat hij op 5 mei 899 haar relieken van Efese overbracht naar Constantinopel.
Het graf van Maria van Bethanië, de zuster van Lazarus en Martha wordt in de oosterse kerk consequent in Bethanië vereerd.

4.1 Verering & Cultuur
Op haar feestdag deelde men vroeger in Bautersem bij Leuven, België, aan elk gezin dat bij de heilige mis aanwezig was, een magdalenebrood uit.

In Duitsland is er al sprake van Maria-Magdalena-verering in de 10e eeuw. Halberstadt zou in die tijd al relieken van haar verworven hebben. In de eerste helft van 13e eeuw worden er Maria-Magdalena-ordes gesticht voor religieuze vrouwen die zich bijzonder willen toeleggen op een leven van boetvaardigheid: de zogeheten Magdelenerinnen; omdat zij in het wit gekleed gingen, heetten zij daar 'Witte Vrouwen' (niet te verwarren met de Norbertinessen, die in onze streken met dezelfde benaming werden aangeduid). Deze religieuze ordes zijn tijdens de Reformatie verdwenen.
Eveneens in de 13e eeuw genoot Maria Magdalena in de Duitse stad Lübeck grote verering, nadat de bewoners in 1227 de Denen hadden verslagen in de slag van Bornhöved, naar men aannam door tussenkomst van de heilige.
Datzelfde geldt ook voor de kerk van Exeter in Zuid-Engeland.

Begin 11e eeuw bouwde de stad Verdun in Frankrijk een Maria-Magdalenakerk. Halverwege de 11e eeuw beweerden de benedictijner monniken van Vézelay, Bourgondië, dat haar relieken vanuit de Provence bij hen terecht waren gekomen. We lazen erover bij Jacobus de Voragine in diens Legenda Aurea. Onmiddellijk stroomden de pelgrims toe en de inkomsten binnen! Er verrees een prachtige romaanse pelgrimskerk, die haar naam draagt en tot op de dag van vandaag een belangrijke ontmoetingsplaats vormt voor pelgrims die vanuit het noorden naar Santiago de Compostela trekken.
Tegenover dit alles stellen de inwoners van de Provence drie bedevaartplaatsen: Sainte-Baume, waar zij de laatste dertig jaar van haar leven in een grot zou hebben doorgebracht; het nabijgelegen Saint-Maximin, waar haar relieken zich bevonden voor zij naar Vézelay verhuisden en Aigues-Mortes (Saintes-Maries-de-la-Mer), waar zij vanuit Palestina aan land was gegaan.
In 1810 schonk de hertog van Parma relieken van haar aan de stad Parijs; daar werden zij in 1842 bijgezet in de aan haar toegewijde Madeleine-kerk.

Zij is onder meer patrones van de landstreek Provence en van de plaatsen Autun, Marseille, en Saintes-Maries-de-la-Mer.
Naast Parijs en een aantal andere steden hebben ook de Bretonse plaatsjes Plumeliau en Remungol een Ste-Madeleinekerk.

In Italië is zij patrones van Napels. Dat hangt samen met Karel van Anjou, die vorst was van de Provence en aan wie het koninkrijk Napels en het eiland Sicilië toebehoorden. Vanuit Napels verbreidde haar verering zich naar het tegenoverliggende Catalonië en - zoals we zagen - naar Parijs.

In Nederland wordt ze vereerd in het Brabantse Esdonk. Hier 'vernagelt' men zweren en andere ziekten door spijkers te offeren.
Steden als Delft, Amsterdam [260p:95] en Wijk-bij-Duurstede hadden in de middeleeuwen een Magdalenaklooster.
Haar verering in Spanje, vooral in Castilië, is vanuit Vézelay krachtig bevorderd in Catalonië vanuit koninkrijk Napels.

4.2 Patronaten
Zij is patrones van de vrouwen in het algemeen, tegenwoordig ook van het feminisme (vooral omdat zij als allereerste het evangelie verkondigde en nog wel aan de leerlingen!); van scholieren en studenten; van ieder die in verleiding gebracht wordt; van prostituees, prostituees met spijt, boetvaardige en berouwvolle zondaressen, penitenten en boetelingen; van kappers, kapsters en kammenmakers (vanwege de loshangende haren, waarmee zij vaak wordt afgebeeld: zie onder bij de paragraaf 'afbeeldingen'); van drogisten en zalfhandelaren, parfum- en poederfabrikanten (omdat zij vaak met een zalfpot wordt afgebeeld: zie onder); van kleermakers, schoen- en handschoenmakers en foedraalmakers, witleerlooiers en wolwevers (attributen die bij de uitzet van een kokette dame horen!); van hoveniers en tuinlieden (vanwege de ontmoeting met Jezus in de tuin met Jezus als vermeende tuinman: Johannes 20,11-18); van pottenbakkers (vanwege het zalfpotje); van kuipers, wijnhandelaren en wijnbouwers (omdat het zalfpotje, waarmee ze afbeeld wordt, vaak lijkt op een miniwijntonnetje!); van waterdragers (vanwege de de berouwvolle tranen die zij stortte); van bergbewoners (omdat zij zelf haar leven sleet in een grot); van loodgieters; van kinderen die moeilijk leren lopen en vele anderen (misschien op grond van de legende rond de bij de geboorte van haar eerste kind gestorven moeder?). Zoals eerder opgemerkt, zou zij op grond van een van haar legendes heel geschikt de patrones kunnen zijn van reddend zwemmen...!

Zij wordt aangeroepen tegen nagelgaten en nagelkoppen (typen zweer), oogziekten, pest, puisten, wratten en zweren; tegen insectenplagen en bij zalfbereiding; zij geldt ook als patrones van het beschouwende leven (omdat zij luisterend aan Jezus' voeten zat).

4.3 Afbeelding
Zij wordt meestal afgebeeld als jonge vrouw met lange, vaak loshangende haren, teken van boete en berouw, waarbij ze veelal als teken van boete en inkeer een doodskop bij zich heeft; vaak heeft ze een zalfpot in de handen; herinnering aan het feit dat ze Jezus' voeten zalfde én aan het feit dat ze na Jezus' dood kwam om het doden lichaam alsnog eerbiedig af te leggen, want daar was in de haast van de Sabbath-voorbereidingen geen tijd meer voor geweest...; maar toen was Jezus al uit de dood opgestaan. Heel vaak is het moment afgebeeld dat ze Jezus ontmoet na zijn opstanding, en Jezus zich bekend maakt, en tegen haar zegt: "Raak mij niet aan" of 'Houd mij niet vast" (in het Latijn: "Noli me tangere": Johannes 20,17).

Weerspreuk(en)
'A l'Sainte Madeleine
On qu'minche a r'voir les bécasseignes.' [282b]
[?]

'A la Madeleine,
Bonhomme, compte ton avoine.' [282b]
[Beste man, het is met Magdalena
dat je het best de haver tellen kan]

'A la Madeleine, la noix est pleine,
le raisin tourné, le blé au grenier.' [282b]
[Magdalena gekomen, volle notenbomen;
de druif komt er aan; in de schuren het graan]

'A la Sainte-Madeleine il pleut souvent,
Car elle vit son maître en pleurant.' [282b]
[Het regent vaak op Magdalena's dag,
daar zij in tranen haar Meester zag]

'A la Sainte-Madeleine,
Les noix sont pleines;

A la Saint-Laurent (10 aug.)
regarde dedans.' [282b]
[Met Sint Magdaleen
haal je noten bijeen,
die je op Laurensdag
ook pellen mag]

'A la Sainte-Madeleine
On rentre le blé,
On coupe l'avoine.' [282b]
[Met Sint Magdalena
keert men het hooi
en oogst de haver]

'A Sinte Madelin.ne
Gaye a mitan èt neûje fine plin.ne' [282b]
[?]

'Al Sinte Madelin.ne lès neûhes sont plintes,
Al Sint Amand, on fougne divins.' [282b]
[?]

'Da l'Sinte Madelin.ne au quinze d'awous',
Li pôte meûrit di nêt èt d' djou.' [[282b]
[?]

'La Madeleine
Belle moisson amène.' [282b]
[Magdalee
brengt mooie oogst mee]

'Le jour de Sainte-Madeleine, la noisette est pleine,
La figure mûre, le raison doré, le blé renfermé.' [ 282b]
[Sint Magdalena gekomen: rijpe notenbomen
vol en bol; de druiven beginnen; het graan is binnen]

'Le jour de Sainte-Madelaine,
La noisette pleine,
La figure mûre.' [282b]
[Sint-Magdalena gekomen
heb je rijpe notenbomen;
vol en bol]

'Op Magdaleen
meestal geween.'

'Quand Madeleine pleure,
Marie (15 aug.) pleure' [282b]
[Als Magdalena huilt,
huilt Maria ook]

'Regen op Sint-Magdaleen,
dat is regen dagen achtereen.'

'S'il fait du vent la veille de la Madeleine,
Les figues sont échaudées.' [282b]
[Waait het op de vooravond van Sint Magdalena
dan zijn je vijgen verschrompeld]

'S'il pleut à la Madeleine,
on voit pourrir noix et châtaigne.' [282b]
[De Magdalena regen
heeft noot en kastanje rot gekregen]

'S'il pleut à la Sainte Madeleine,
il faut six semaines pour calmer sa peine.' [282b]
[Als het regent met Sint-Magdaleen
duurt zes weken haar geween]

'S'il pleut à la Sainte Madeleine,
il pleuvra six semaines pleines.' [282b]
[Als het regent met Sint Madeleen,
regent het zes weken achtereen]

'Sainte-Madeleine
Pluie amène.
Si elle ne dure pas longtemps,
Elle remplit le grenier de froment.'[282b]
[Sint Magdalee
brengt regens mee
als ze niet te lang duren
geven ze volle schuren]

'Si, à la Madeleine, soufflent les vents,
Ils emportent les figues avec les dents.' [282b]
[Waaien met Sint-Magdaleen winden,
Zul je geen vijg aan de bomen vinden]


Maria Magdalena
'Liefde is sterker dan Dood'

In de traditie van de katholieke kerk is Maria Magdalena in feite een combinatie van drie verschillende vrouwen uit de evangelieverhalen. Lukas en Markus vertellen van haar terloops, dat Jezus bij haar zeven duivels had uitgedreven. Om die redenen hebben latere generaties gemeend, dat zij dezelfde vrouw moest zijn als de boetvaardige zondares, over wie Lukas in het negende hoofdstuk van zijn evangelie vertelt, dat zij bij Jezus haar heil kwam zoeken.

'Een van de Farizeeën vroeg Hem eens bij zich te eten. Hij trad het huis van de Farizeeër binnen en ging aanliggen. Een vrouw nu, die in de stad als een zondares bekend stond, was te weten gekomen, dat Jezus in het huis van de Farizeeër te gast was. Zij nam een albasten vaasje met balsem mee en ging schreiend achter Hem, bij zijn voeten, staan. Haar tranen maakten zijn voeten nat, die ze met haar hoofdhaar afdroogde. Zij kuste ze keer op keer en zalfde ze met de balsem. Toen de Farizeeër die Hem uitgenodigd had, dit zag, zei hij bij zichzelf: "Als dit een profeet was, zou Hij weten wie en wat voor een vrouw het is die Hem aanraakt; het is immers een zondares." Jezus gaf hem ten antwoord: "Simon, ik heb u iets te zeggen." Waarop deze zei: "Zeg het meester."' Daarop vertelt Jezus een gelijkenis, waarin Hij duidelijk maakt, dat mensen des te meer liefde tonen, naarmate ze daar meer reden toe hebben. Wie veel ontvangen heeft, zal des te meer geneigd zijn dankbaarheid te tonen, bijvoorbeeld in de vorm van wederliefde. Zo kon Jezus afleiden uit de koele ontvangst bij zijn gastheer, dat er sprake was van weinig liefde, terwijl de vrouw aan zijn voeten overliep van liefdebetoon... Uit al die liefde leidde Jezus af, dat God haar allang vergeven had en dat haar handelwijze een vorm van wederliefde was.

Het gebaar van die vrouw was uitzonderlijk. Dure balsem gebruikte men nooit voor de voeten, maar voor het hoofd. Des te opmerkelijker, dat er bij Johannes nog eens wordt verteld, dat Jezus op een dergelijke manier gebalsemd werd: en wel door de zuster van Lazarus en Martha, Maria geheten: "Zes dagen voor Pasen kwam Jezus te Bethanië, waar Lazarus woonde, die Hij uit de doden had opgewekt. Men gaf daar ter ere van Hem een maaltijd. Martha bediende en Lazarus was een van degenen die met Hem aanlagen. Maria nu nam een pond nardusbalsem, echte en heel kostbare, zalfde daarmee Jezus' voeten en droogde ze met haar haren af. Het huis hing vol balsemgeur".

Omdat de gebaren van de beide vrouwen zo op elkaar lijken, heeft men aangenomen dat de boetvaardige zondares uit Lukas' verhaal eigenlijk dezelfde was als Maria van Bethanië. Dezelfde vrouw van wie Jezus zegt, dat zij het beste deel gekozen heeft door aan zijn voeten naar zijn woord te luisteren.

Zo is Maria Magdalena in de traditie symbool geworden van de boetvaardige zondares.

Hoewel de traditie de zeven duivels die van haar uitgegaan waren steeds in verband heeft gebracht met zware zonden, bestaan daar geen duidelijke aanwijzingen voor. Ook ziekten worden in het evangelie vaak met duivels aangeduid. Opvallend, dat de evangelisten zo discreet zwijgen over de aard van die duivels, waar ze in andere verhalen juist de duivelse verschijnselen zo breed uitmeten. Hoe dan ook, Maria Magdalena was door Jezus verlost van grote narigheid. Zozeer, dat zij Hem sindsdien heeft gevolgd en uit haar eigen middelen heeft onderhouden. Blijkbaar was ze rijk. Niet alleen in materiële zin, maar met name in evangelische zin: 'rijk' voor God; rijk aan liefde. Want alle vier de evangelisten vertellen van haar, dat zij behoort tot de twee of drie Maria's die toezagen hoe Jezus gekruisigd en begraven werd. Jezus' dood en begrafenis waren vanwege de naderende sabbat zo snel verlopen, dat men geen tijd meer had gehad Hem door balseming de laatste eer te bewijzen. Vandaar dat op de vroege ochtend na de sabbat een aantal vrouwen terugging naar het graf om dat alsnog te doen. Onder hen bevond zich ook weer Maria Magdalena. Zij ontdekten dat het graf leeg was; er waren een of twee mannen, engelen van God, die hun zeiden, dat Jezus uit de doden was opgestaan en dat Hij hun voorging naar Galilea; daar zouden zij Hem zien. Dat moesten zij aan zijn leerlingen doorgeven.

Dat staat er zo simpel. Maar wat daar gebeurt is typisch voor het evangelie. Maria en de andere vrouwen worden op die manier gemaakt tot de eerste verkondigers van het evangelie. Niet Jezus' leerlingen, maar de vrouwen die hem in hun liefde trouw waren gevolgd tot het bittere einde. Op dit moment is het goed om ons nog eens te binnen te brengen, dat in de wereld van die dagen het getuigenis van vrouwen voor het officiële gerecht van geen enkel belang was. Voor een geldige juridische uitspraak waren twee mannen nodig, die eenzelfde getuige-verklaring aflegden. Het getuigenis van vrouwen, al waren het er duizend, legde geen enkel gewicht in de schaal.

Als we de evangelies mogen geloven, is het juist dat handjevol vrouwen, dat de eerste getuigenis geeft over Jezus' opstanding uit de dood. Het is dus niet zo verwonderlijk, dat de eerste leerlingen er geen geloof aan schonken en het afdeden als vrouwenpraat. Zij waren tot op dat moment nog niet gewend aan Gods manier van doen. Paulus zal straks uitleggen, dat God het zwakke uitkiest om het sterke te beschamen.

Er zijn maar weinig verhalen, die we bij alle vier de evangelisten aantreffen. Een van die verhalen is het feit, dat Maria op de eerste dag van de week na Jezus' lijden en dood bij zijn graf te vinden was, en daar een bijzondere ontmoeting had. Markus zegt, dat zij een jongeman in een blinkend wit gewaad ontmoette; bij Lukas waren het twee mannen in een schitterend wit gewaad en bij Matteus waren het twee engelen, die haar naar de leerlingen zonden om het blijde nieuws van Jezus' opstanding uit de dood te verkondigen. Johannes' versie van deze gebeurtenis wijkt enigszins af. De twee in het wit geklede engelen vroegen aan Maria, die zich voorover gebogen had om een blik in het graf te kunnen werpen: "Vrouw, waarom huilt u?" Zij antwoordde: "Ze hebben mijn Heer weggenomen en ik weet niet, waar ze Hem hebben neergelegd." Toen zij dit gezegd had, keerde zij zich om en zag Jezus staan, maar zonder te weten dat het Jezus was. Jezus zei tot haar: "Vrouw, waarom huilt u? Wie zoekt u?" In de mening dat het de tuinman was, vroeg zij: "Heer, mocht u Hem hebben weggenomen, zeg mij dan waar u Hem hebt neergelegd, zodat ik Hem kan weghalen." Zij herkende Hem, toen Hij haar (op zijn karakteristieke manier?) bij haar naam noemde: "Maria!"

Haar vreugde is onbeschrijfelijk. Zij schijnt geen enkele last te hebben van twijfel of aarzeling. Ze weet! Deze ervaring maakt haar tot de eerste verkondiger van het evangelie.

Wat een verschil binnen één mensenleven: enkele jaren tevoren nog in de greep van ongeluk: en nu...!? Wat er in haar persoon is gebeurd, vormt misschien wel het krachtigste getuigenis voor de waarheid van het evangelie, dat liefde sterker is dan dood.

Om nog eens te lezen: Matteus 27,45-28,10; Markus 15,33-16,11; Lukas 8, 1-3; 9,36-51; 23,44-24,12; Johannes 12,1-3; 19,23-20,18.

[282b; Dries van den Akker s.j./2004.02.23]
Bronnen
[000;000»bk-Esztergom:48(communie);000»bk:May(over Moser);000»bk:Münnerstadt:door engelen in heerlijkh. opgenomen); 000»Bouts:73/164-165(3 legende-taferelen);000»Ezechiël;000»kaartspel(Ì8);000»Lazarus;000»Magdalena; 00Rupert(Martinus-Amberg);000»sys; 101;101a;102»Marie-Madeleine;103;104p:238»Marie- Madeleine;105p:281;106;107/7kol:516;108;109p:108.450;110p:237; 111p:367-9;111a:207;113;181p:66.72.85;122;126;132;141»05.04;146p:29(graf te Efese);149/3p:156; 150p:91;156p:41;157p:152;158p:47;165p:254.255.257.258;183:07.22;186p:100;193p:161(Marseille); 200/2:07.22;203p:23.7;230p:282;231p:144;233p:514;234p:89.92.102;235;237;241p:12;245p:148; 251p:43;257p:83.104;279p:20;282bp:143;288;293p:138; 300p:304.313a.313b.422a.422b.423a.423b.424a;301p:13 (door engelen opgenomen).42.76.90(†Job).92(leg.); 303;305p:41-43;307p:179.180;500]

© A. van den Akker s.j. / A.W. Gerritsen

VoorwoordHoe wordt men heilig?
© AuteursrechtWoordenboek
LeeswijzerGastenboek
Bronnen