× 
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.

Sluit het venster om te blijven.

           
welkom menu contactzoeken
HeiligenkalenderHeiligen op naamPatroonheiligenHedendaagse namenMeer...
 Pater Dries van den Akker s.j., de auteur van de hagiografieën, overleed 30 oktober 2022
†   Maria-verering[1] - Maria in de bijbel

Bijna elke zichzelf respecterende middeleeuwse of oudere stad heeft wel een Maria- of Onze-Lieve-Vrouwekerk. Haar verering komt op gang sinds zij in 431 op het Oecumenisch Concilie van Efese wordt uitgeroepen tot Moeder van God: ‘theo-tokos’, God-barend.  Die eretitel kwam natuurlijk niet uit de lucht vallen. Welke ontwikkelingen gaan er vooraf aan dat gedenkwaardige moment?
Beginnen we bij het oudste document dat spreekt over Jezus’ moeder: de Bijbel. En wel in het bijzonder de geschriften van het Nieuwe Testament.

Historische volgorde
Laten we ze niet lezen in de volgorde waarin ze nu gebundeld zijn, maar in de volgorde waarin ze - vermoedelijk - zijn ontstaan. De oudste geschriften vormen de brieven van Paulus. Slechts één keer komt hij - om zo te zeggen - in het voorbijgaan te spreken over Jezus’ moeder. In zijn brief aan de Galaten, naar men aanneemt geschreven rond het jaar 55:  ‘…toen de volheid van de tijd gekomen was, heeft God zijn Zoon gezonden, geboren uit een vrouw, geboren onder de wet…’  Dat is wel heel zuinig geformuleerd. Paulus noemt zelfs niet haar naam. Die krijgen we pas te horen, als het eerste evangelie geschreven wordt. Dat van Markus. Vermoedelijk eind jaren zestig van de eerste eeuw. Als Jezus optreedt in de synagoge van zijn dorp van herkomst, Nazareth, zeggen de aanwezigen: ‘Is dit niet de timmerman, de zoon van Maria…?’ Het is een prikkelende gedachte dat er bijna veertig jaar verlopen sinds het heengaan van Jezus, voordat de naam van zijn moeder wordt genoemd. En dan nog. Want even tevoren heeft Markus verteld dat zij er met Jezus’ broers op uit is gegaan om Hem naar huis terug te halen, omdat hij - in hun ogen - niet goed bij zijn hoofd was geworden. Dat is alles wat Markus ons over Maria te zeggen heeft.
Aan zijn moeder Maria en zijn broers, die buiten staan (!) , toont Jezus wie zijn ware moeder, broeders en zusters zijn: de mensen die ‘binnen’ luisteren naar zijn woord. [ca 1520, Ian Trupin, houtsculptuur koorgestoelte. Frankrijk, Amiens, Cathédrale Notre Dame]


Lukas
Zeker tien jaar na Markus komen Matteus en Lukas met hun evangelies. Zij vertellen over de babytijd van Jezus. Weten te melden dat zijn moeder, Maria, verloofd was met ene Jozef. En dat zij nog maagd was op het moment van zijn geboorte. Met name Lukas beschrijft de kindertijd van Jezus uit het oogpunt van zijn moeder. Latere generaties veronderstellen dan ook dat hij die verhalen van haar zelf heeft gehoord. Lukas vertelt dat er een engel op haar af wordt gestuurd die haar ‘begenadigd’ noemt, omdat zij de moeder van de Messias zal worden.
Dat zij daar haar ja-woord aan geeft. Dat zij door haar bejaarde nicht Elisabeth begroet wordt als ‘de moeder van mijn Heer’, waarop zij haar beroemde hymne zingt: ’Magnificat, mijn ziel prijst hoog de Heer.’
Dat zij, hoogzwanger, met haar man Jozef naar Bethlehem moet reizen voor een volkstelling. Dat daar het kind geboren wordt in een voerbak. Dat er herders op kraamvisite komen, gewaarschuwd door zingende engelen aan de hemel. Dat Maria alwat er gezegd wordt bewaart in haar hart. Dat tijdens de opdracht van het kind in de tempel een  bejaarde gelovige zegt dat dit kind de Messias zal zijn, en dat haar hart door een zwaard doorboord zal worden. Als Jezus twaalf is, blijft hij in de tempel achter. Drie dagen zoeken Maria en Jozef hun kind ‘met smart’. Dan verspringt Lukas’ verhaal naar de volwassen Jezus en horen we nagenoeg niets meer over zijn moeder.
Maria bezoekt haar bejaarde nicht Elisabeth. In haar schoot buigt de ongeboren Johannes diep voor het nog  ongeboren Christuskind (met kruisnimbus) in de schoot van Maria. [14e eeuw, wandschildering, Cyprus, Pelendri, Heilig-Kruiskerk]


Johannes
Johannes schrijft zijn evangelie tegen het einde van de eerste eeuw. Hij weet nog te vertellen dat Jezus’ moeder - net als hijzelf - op de bruiloft van Kana aanwezig is. Zij maakt Hem erop attent dat zij geen wijn hebben. Maar Hij brengt haar onder de aandacht dat het haar niet toekomt zijn heilswerk op gang te brengen. Johannes is de eerste die vertelt dat zij onder het kruis van Jezus stond.  Bijna zeventig jaar na Jezus’ optreden. Jezus wijst haar toe aan zijn geliefde leerling, van wie men aanneemt dat het diezelfde Johannes was, de schrijver van het evangelie. Hij zou zijn informatie dus uit de eerste hand hebben.
Maria en Johannes onder het kruis. Met hun aanwezigheid ‘ondersteunen’ zij Jezus. ‘In de verte’ alle mensen voor wie Jezus gestorven is. [1992, Stockhausen, glasschilderkunst. Duitsland, Koblenz, Liebfrauenkirche]


Lukas schrijft nog een vervolgboek op zijn evangelie: de zogeheten Handelingen van de Apostelen. Daarin komt Jezus’ moeder nog één keer voor. Na Jezus’ heengaan blijven zijn leerlingen ‘volharden in het gebed samen met de vrouwen en met Maria, de moeder van Jezus.’
Leerlingen in gebed bijeen, rond de Moeder van de Heer. [15e eeuw, wandschildering. Frankrijk, Monthermé, St-Léger]


En de rest…?
Daarna valt het stil rond moeder Maria. Geen woord over haar sterfbed, of over het feit dat zij met lichaam en ziel in de hemel is opgenomen. Geen woord over haar onbevlekte ontvangenis. Geen woord over haar ouders Joachim en Anna. Geen woord over… Waar komt dat dan allemaal vandaan?
Daarvoor moeten we te rade gaan bij andere bronnen.


© A. van den Akker s.j. / A.W. Gerritsen

VoorwoordHoe wordt men heilig?
© AuteursrechtWoordenboek
LeeswijzerGastenboek
Bronnen