× 
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.

Sluit het venster om te blijven.

           
welkom menu contact zoeken
HeiligenkalenderHeiligen op naamPatroonheiligenHedendaagse namenMeer...
 Pater Dries van den Akker s.j., de auteur van de hagiografieën, overleed 30 oktober 2022
† 729  Egbert van Iona

Info afb.
Onder: Storm

Egbert (ook Ecgberth of Eckbert) van Iona (ook van Hy, van Ierland, van Northumbrië of van Schotland), Schotland;
abt & bisschop; † 729.

Feest 12 (Nederland) & 24 & 27 april (& 26 november?[106]).

Volgens de overlevering werd hij in 639 geboren in de Engelse landstreek Northumbrië. Hij werd monnik in Lindisfarne en verhuisde naar klooster Rathelmigisi in het Ierse district Connaught. Hier werd hij tezamen met zijn vriend Edelhun overvallen door een aantal rampen, die hem deden nadenken over de zin van zijn leven.

Legende
Om tien uur 's morgens op de derde mei van het jaar 654 sinds de menswording van onze Heer, Jezus Christus, had er een zonsverduistering plaats, gevolgd door een verschrikkelijke pestepidemie. Deze was begonnen in het zuiden van Engeland en kwam angstig dichtbij de grenzen van het Northumberland. De ziekte woedde hevig en sleepte talloze mensen in het graf.

Met dezelfde hevigheid sloeg de ziekte over naar Ierland. Daar had je indertijd veel Engelsen wonen uit de betere standen: lieden van adel en gegoede burgers. We bedoelen hier de mensen die zich daarheen teruggetrokken hadden om zich ongestoord aan de godsdienst te kunnen wijden. Daarnaast waren er anderen die de cellen van de geestelijke leidsmannen bezochten en de gewijde boeken raadpleegden om hun geloof te verdiepen. De Schotten - zo heetten de bewoners van dat eiland in die dagen - hadden hen met grote gastvrijheid ontvangen en ze gratis de boeken van de meesters in het geestelijk leven ter hand gesteld.

Onder deze pelgrims nu bevonden zich twee jongemannen: ze waren van adel en hadden een gaaf karakter. Zij heetten Edelhun en Egbert. Op het moment dat de ziekte uitbrak, verbleven zij juist in een klooster, dat in de taal van daar Rathmelsigi heette. Eén voor één zagen zij hun vrienden en collega's om zich heen wegvallen; de ene helft namelijk werd weggerukt door de dood, terwijl de andere helft op de vlucht was geslagen. De twee jongens waren door de pest aangetast en lagen doodziek op bed.

Egbert was ervan overtuigd dat zijn laatste uur geslagen had. Hij stond op en begaf zich naar een plek die nu geheel rustig was. Daar overdacht hij in alle ernst het leven dat hij tot nu toe had geleid. De angst sloeg hem om het hart. En hij bad tot God, dat deze hem niet uit het leven zou wegroepen, voordat hij zijn fouten en tekorten een beetje had kunnen goedmaken in dit leven. Hij bekrachtigde zijn gebed met het voornemen Groot-Brittannië te zullen verlaten, voortaan elke dag naast de gewone breviergebeden alle psalmen van voor tot achter te zullen opzeggen, tenzij dat door ziekte onmogelijk mocht zijn; en tenslotte beloofde hij elke week één volledig etmaal te zullen vasten. Daarna ging hij terug en kroop weer in zijn bed om uit te rusten.

Toen zijn vriend Edelhun naast hem wakker werd, sprak deze tot hem:
"Mijn vriend, wat heb je nu gedaan? Ik had gehoopt dat wij samen de reis naar het eeuwige leven zouden kunnen maken. Maar ik heb begrepen dat je bede is verhoord."

De nacht daarop stierf Edelhun. En Egbert werd weer beter.

[naar 153p:121-124]

Later werd Egbert abt van datzelfde klooster Rathmelsigi. Hij onderhield contacten met de andere grote kloosters en abdijen van zijn tijd. Dat blijkt uit onderstaand bericht, ontleend aan de geschiedschrijving van Beda Venerabilis († 735; feest 25 mei).

Uit Beda's geschiedschrijving
'Iona wordt altijd geleid door een priesterabt; aan zijn gezag zijn allen onderworpen, ook de bisschoppen. Dat is anders dan wat elders gebruikelijk is. Deze structuur was ingesteld door de eerste abt Columba († 597; feest 9 juni). Hij was geen bisschop, maar een priestermonnik. Zijn leven en zijn uitspraken zouden zijn opgetekend door zijn leerlingen. Maar wat voor man hij ook precies geweest is, we weten met zekerheid dat hij uitstekende opvolgers heeft nagelaten; hun leven was een zuiver getuigenis van de liefde tot God en de trouw aan het monniksideaal. Zij hielden er twijfelachtige praktijken op na, als het gaat over de Paasdatum. Maar ze leefden dan ook zo geïsoleerd dat de synodedecreten over het bepalen van de Paasdatum hen nooit bereikt hebben. Niettemin leefden zij gewetensvol naar de gebruiken die zij gevonden hadden bij de profeten, de evangelies en de geschriften van de apostelen. Zij hielden dus 150 jaar langer vast aan hun eigen Paasdatum, en wel tot het jaar onzes Heren 715.

Toen kwam de hoogst eerbiedwaardige en heilige vader, bisschop Egbert bij hen op bezoek. Hij was een Engelsman, die vele jaren uit liefde voor Christus in vrijwillige ballingschap in Ierland had doorgebracht. Hij was volkomen thuis in de Heilige Schrift en zijn heilige levenswijze werd algemeen gewaardeerd. Hij zette hun dwaling recht en zij bekenden zich sindsdien tot de juiste canonieke gebruiken omtrent het Paasfeest. Deze dwaling bestond er niet in, zoals sommigen schijnen te denken, dat zij Pasen hielden op de 14e dag van de maan, zoals de Joden doen, maar op de verkeerde zondag. Want als goede christenen wisten zij natuurlijk best dat de verrijzenis plaatsvond op de dag na de sabbat, en dat het feest dus ook op die dag gevierd moest worden. Maar omdat zij van een vreemde, eenvoudige cultuur zijn, hadden zij nooit gehoord op welke dag de dag na de Sabbat viel: dat het dus een zondag was. Maar omdat zij nooit uit de genade van de brandende liefde gevallen waren, waren zij de moeite meer dan waard geweest om tenslotte toch de volle waarheid in deze te mogen horen, precies zoals de Apostel [Paulus] al beloofde, toen hij opmerkte: "En als gij dwaalt in een of andere kwestie, zal God zelf u verlichten." Verderop zal ik hier te gelegener tijd nader op ingaan.'

[Beda Venerabilis 'Geschiedenis van Engelands kerk en volk' Boek III, hoofdstuk 4]

'In deze tijd [rond 700] leidde bisschop Egbert, een eerbiedwaardige dienaar van Christus, wiens naam grote hoogachting verdient, een leven van ballingschap (Vreemdelingschap) in Ierland, om op die manier de hemelse zaligheid te bereiken. Ik vertelde dat al eerder.

Hij was van plan om zegen te gaan brengen over vele mensen door als een apostel Gods woord te verkondigen aan een paar volken die er nog nooit van gehoord hadden. Hij had begrepen dat er nog heel wat van die volken waren in Germanië, waar ook de Angelen en Saksen van afstammen die tegenwoordig in Brittannië wonen. Vandaar dat hun buren ze nog altijd, overigens ten onrechte, betitelen als Germanen. Deze volken behelsden o.m. Friezen, Rugenen, Denen, Hunnen, Oud-Saksen en Boructariërs. Er zijn in dat gebied ook nog een aantal stammen die er heidense gebruiken op na houden. Vandaar dat deze strijder voor God van plan was om er vanuit Brittannië heen te varen en er een paar uit de klauwen van de duivel voor Christus te redden. Als dit onmogelijk zou blijken, zou hij naar Rome reizen om er de graven van de heilige apostelen en martelaren van Christus te vereren.

Het waren echter hemelse machten en gebeurtenissen die hem ervan weerhielden zijn plannen ten uitvoer te brengen. Want op het moment dat hij al de dappersten onder zijn gezellen had uitgezocht, wier leven en leer zo onberispelijk waren dat ze bijzonder geschikt leken om het Evangelie te verkondigen, en dat alle voorbereidingen getroffen waren, kwam op een morgen één van de broeders naar hem toe. Deze was vroeger leerling en medebroeder geweest van Gods veelgeliefde priester Boisil in Brittannië († ca 661; feest 23 februari), toen deze prior was in klooster Melrose dat toen onder leiding stond van abt Eata († ca 686; feest 26 oktober). Deze broeder kwam hem over een visioen vertellen dat hij de afgelopen nacht had gehad:

"Na het ochtendkoorgebed ben ik weer op mijn brits gaan liggen en ik viel in een lichte slaap. Daarin verscheen aan mij mijn oude meester en veelgeliefde leraar Boisil. Hij vroeg of ik hem herkende. 'Allicht', zei ik, 'u bent Boisil.' Daarop zei hij: 'Ik ben gekomen om een boodschap over te brengen van onze Heer en Heiland aan Egbert: jij moet hem die doorgeven. Zeg hem dat hij de reis die hij in zijn hoofd heeft, niet moet maken. Want God wil dat hij de monniken van Columba onderricht gaat geven."

Deze Columba was de eerste die het christengeloof onder de Picten [= Schotten] verkondigde, die ten noorden van de bergen wonen. Daarnaast stichtte hij het klooster op het eiland Iona dat lange tijd in ere bleef bij het volk van de Picten en de Schotten. Vandaar ook dat Columba bij sommigen bekend staat als Columbkill: deze naam is samengesteld uit Columba en 'kil' [= cel, kloostercel, klooster, kloosterkerk].

Toen Egbert dit visioen ter ore kwam, beval hij aan de broeder die het hem doorgaf er verder aan niemand iets over te zeggen, want je wist maar nooit of het visioen wel echt was. Maar in de stilte van zijn eigen hart was Egbert wel degelijk bang dat het echt was. Hij wilde zijn ideaal om het evangelie aan allerlei volken te gaan verkondigen, echter niet zomaar opgeven.

Na een paar dagen kwam diezelfde broeder nog eens naar hem toe met de mededeling dat Boisil hem weer verschenen was in een visioen na de Metten. Hij had gezegd: 'Waarom bracht jij de boodschap die ik je meegaf voor Egbert op zo'n achteloze, nonchalante manier over? Ga dus nu meteen weer naar hem toe en zeg hem dat hij - of hij nu wil of niet - naar het klooster van Columba moet gaan, omdat hun ploegen daar geen rechte voren trekken. Het is zijn plicht om hen in het rechte spoor te krijgen.' Bij het horen hiervan beval Egbert de broeder wederom aan niemand iets over het visioen te vertellen. En hoewel hij er nu van overtuigd was dat het visioen echt was, probeerde hij niettemin toch de voorgenomen reis met zijn medebroeders te laten doorgaan. Toen zij het schip hadden volgeladen met alles wat voor de reis nodig was, moesten zij nog een paar dagen wachten op een gunstige wind. Maar in een nacht stak er zo'n geweldige storm op dat het schip op zijn zij tussen de golven van de branding terecht kwam en een gedeelte van zijn lading verloor. Alleen alwat toebehoorde aan Egbert en zijn broeders, bleef gespaard. Als een andere Jona zei Egbert nu: 'Deze storm is te wijten aan mij.' Hij gaf zijn plannen op en berustte erin om thuis te blijven.

Wictbert († 690; feest 12 april), één van Egbert's gezellen, stond bekend om zijn wereldverzaking en om zijn kennis van de leer. Hij had jarenlang welhaast volmaakt in Ierland het leven van een kluizenaar in ballingschap geleid. Hij ging scheep en zette in Friesland voet aan wal. Daar verkondigde hij twee jaar lang onafgebroken aan het volk en zijn koning Rathbed [= de Friese koning Radboud: † 719] het woord des levens. Maar al zijn pogingen leverden bij zijn uitheemse toehoorders geen enkel resultaat op. Toen keerde hij terug naar zijn geliefde land van ballingschap, en wijdde zich als vanouds toe aan de Heer in de stilte. Nu hij mensen ver weg niet nader tot het geloof had weten te brengen, probeerde hij zijn eigen mensen van dienst te zijn door hun een goed voorbeeld te geven.'

[Beda Venerabilis 'Geschiedenis van Engelands kerk en volk' Boek V, hoofdstuk 9]

Zo kwam de man Gods Egbert erachter dat hij niet de aangewezen man was om het geloof aan de heidenen te gaan preken. Hij moest ter plaatse blijven om de Heilige Kerk op een andere manier van dienst te zijn. Precies zoals het visioen hem had voorzegd. Ook wist hij dat Wictbert geen succes had gehad toen hij die gebieden bezocht. Ondanks dat probeerde hij andere heilige, van ijver blakende mannen uit te zenden voor het predikingswerk.

[Beda Venerabilis 'Geschiedenis van Engelands kerk en volk' Boek V, hoofdstuk 10]

Tot zijn leerlingen, die wel vanuit Rathmelsigi naar het vasteland zijn overgestoken om het evangelie onder de heidenen te verkondigen, behoren o.a. Willibrord († 739; feest 7 november) en Switbert van Kaiserswerth († 713; feest 1 maart).

Legende (vervolg)

Na een tijd lang als banneling in Ierland geleefd te hebben, vertrok Egbert naar de monniken op het eiland Iona (ook wel 'Hy' genaamd). Daar werd hij met grote vreugde en veel eerbetoon ontvangen. Dankzij de wijsheid die hem was gegeven heeft hij het voor elkaar gekregen, dat de broeders zich daar voortaan aanpasten aan de katholieke gebruiken rond het vaststellen van het jaarlijks paasfeest en rond de kwestie van de kruinschering voor geestelijken.

Tot dan toe hadden de monniken een kale schedel gehad, met een lange paardenstaart afhangend van het achterhoofd, naar het gebruik van Columba; terwijl de monniken van de Romeinse ritus het haarkransje rond de kale schedel droegen zoals wij dit van de benedictijnen kennen; ook de franciscanen bv. zouden later het kransje kiezen als tonsuur getuige de afbeeldingen uit de begintijd.

De heilige Egbert is dus voor de verspreiding van de christelijke boodschap in de Duitse landen als het ware de wegbereider geweest. Hij stierf op Paasmorgen, vlak nadat hij de Hoogmis van 's Heren verrijzenis had gevierd. De legende besluit: zo zorgde God ervoor, dat hij, die op aarde zijn broeders had geleerd op de ware wijze het paasfeest te vieren, werd opgenomen in het eeuwig paasfeest in de hemel.
[153]

In Nederland zijn er minstens drie steden, waar een Egbertuskerk te vinden is: Almelo, Hoek van Holland en Schiermonnikoog, alle van recente datum, d.w.z. van de 19e of 20e eeuw.

Is hij wellicht dezelfde als Hechberactus van Engeland en/of Ecbrith van Connaught?


Voor RondZending 2009, november: Thema 'Storm'

De kerk in Hoek van Holland is toegewijd aan Sint Egbert. Hij had wat met stormen. We lezen erover in het geschiedwerk van de Engelse monnik Beda Venerabilis († 735; feest 25 mei):

Rond 700 was Egbert van plan om Gods Woord te gaan verkondigen aan de overkant van de zee, onze streken dus. Hij wilde die arme volken zegen brengen en ze uit de klauwen van de duivel redden, zoals hij het formuleerde. Het waren echter hemelse machten en gebeurtenissen die hem ervan weerhielden zijn plannen ten uitvoer te brengen. Want op het moment dat hij met een paar goede gezellen alle voorbereidingen had getroffen, kwam op een morgen één van de broeders naar hem toe. Hij vertelde hem over een visioen dat hij de afgelopen nacht had gehad: ‘Mij verscheen onze oude leermeester met de boodschap: “Zeg Egbert dat hij de geplande reis niet moet maken. Want God wil dat hij de monniken op het kloostereiland Iona onderricht gaat geven."

Egbert beval aan de broeder er aan niemand iets over te zeggen. Misschien was het visioen gezichtsbedrog. Hij wilde zijn ideaal niet zomaar opgeven.

Na een paar dagen kwam die broeder met de boodschap dat Egbert onmiddellijk naar Iona moest gaan. Weer beval Egbert de broeder aan niemand iets over het visioen te vertellen. Hij was er nu van overtuigd dat het visioen echt was. Toch wou hij zijn plan doorzetten. Toen zij het schip hadden volgeladen met alles wat voor de reis nodig was, stak er ’s nachts zo'n geweldige storm op dat het schip op zijn zij in de branding terecht kwam en een gedeelte van de lading verloor. Alleen alwat toebehoorde aan Egbert en zijn broeders, bleef gespaard. Als een andere Jona erkende Egbert: 'Deze storm is te wijten aan mij.' Hij gaf zijn plannen op en berustte erin om thuis te blijven.

Onder de monniken die hij later instructie gaf, bevonden zich Willibrord en zijn gezellen. Op hen bracht hij zijn ideaal over.


Bronnen
[000; 014; 101; 101a; 102; 103»E.-Ierland; 105; 107»E.-Northumberland; 108; 111a; 122»A.-Hy; 142jr0729; 148p:29; 149/2p:124; 153p:121; 189p:23.25.28; 219; 288; 340»Egbert-Ierland;500; Beda; Dries van den Akker s.j./2008.03.12]

© A. van den Akker s.j.

VoorwoordHoe wordt men heilige?
© AuteursrechtWoordenboek
LeeswijzerGastenboek
Bronnen