× 
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.

Sluit het venster om te blijven.

           
welkom menu contact zoeken
HeiligenkalenderHeiligen op naamPatroonheiligenHedendaagse namenMeer...
 Pater Dries van den Akker s.j., de auteur van de hagiografieën, overleed 30 oktober 2022
† 1  MARIA, Moeder Gods

Info afb.
 Inhoud van deze pagina  Algemeen
MARIA door de eeuwen heen
Zogende Madonna
Overweging door MARIA

MARIA, Moeder Gods

Feest 1 januari (& 26 december: oosters-orthodoxe kerken)

Maria, Moeder Gods
Sinds de kalenderhervorming van 1969 geldt 1 januari vooral als feest van Maria, Moeder Gods.
Het was op het derde algemeen concilie, gehouden te Efese in 431 (feest 9 september), dat Maria officieel werd uitgeroepen tot 'Moeder van God', in het Grieks: 'Theo-tokos'.

Derde Oecumenische Concilie, gehouden te Efese; 431.
Feest 9 september (oosterse kerk).

Dit concilie vond plaats tijdens de regering van keizer Theodosius de Jongere († 450). Er waren tweehonderd bisschoppen bijeen. Zij veroordeelden de leer van Nestorius, patriarch van Constantinopel. Hij meende dat Maria wel Moeder van Christus, maar niet Moeder van God kon worden genoemd. De concilievaders verklaarden plechtig dat Maria de eretitel toekwam van 'Theotokos' (= 'God-barend': 'Moeder van God').
Uit de manier waarop dit besluit genomen werd, valt op te maken dat God werkt door de zondigheid van mensen, ook gelovige mensen, heen. Hoe werd het besluit genomen tot Maria’s moederschap van God? Op het moment dat keizer Theodosius II de bisschoppen bijeenriep, was de toenmalige christenheid aangaande de opvattingen over de persoon van Jezus grof gezegd verdeeld in twee grote kampen: het Antiocheense en het Alexandrijnse kamp. Aan de ene kant had je patriarch Johannes van Antiochië. Hij behoorde tot de Nestorianen. De keizer sympathiseerde met deze opvattingen.
Daartegenover stond patriarch Cyrillus van Alexandrië († 444; feest 28 januari). Hij hield onverkort vast aan de geloofsbelijdenis of 'symbolum' (= 'samenvatting') van Nicea (325). Daar werd de tekst vastgelegd, zoals wij deze nog steeds bidden in de kerken. Hierin wordt van Jezus gezegd, dat hij én God én mens was: Hij verenigde in zich een goddelijke en een menselijke natuur. Dit was vooral gericht tegen de leer van Aríus en allerhande ketterijen, die dit op de een of andere manier loochenden (zie: Arianen).
Cyrillus was vanuit Alexandrië eerder in Efese aangekomen dan de tegenstanders uit Antiochië. Hij maakte hiervan gebruik door alvast de vergadering plechtig te openen. De aanwezigen kregen een brief voorgelegd, welke Cyrillus enige tijd terug aan Nestorius had geschreven en waarin hij onverkort vasthield aan 'Nicea'. Practisch eenstemmig werd de opvatting van Cyrillus aangemerkt als de ware leer, inclusief de conclusie dat Maria terecht de titel 'Theo-tokos' werd toegekend. Nestorius werd veroordeeld en afgezet als patriarch van Constantinopel.
Toen de Antiochenen arriveerden, hoorden zij, dat de belangrijkste beslissing al was genomen. In een aparte zitting verklaarden zij de buiten hen om genomen besluiten ongeldig en sloten Cyrillus uit van de geloofsgemeenschap (excommunicatie). Intussen bleek dat de afgezanten van Paus Celestinus I († 432; feest 6 april), de bisschop van Rome, aan de kant stonden van Cyrillus.
Ook de invloedrijke zus van keizer Theodosius sympathiseerde met deze opvatting. Zij wist haar broer geleidelijk aan te overtuigen van de juistheid van Cyrillus' opvattingen. Hij bekrachtigde daarop de besluiten van de eerste vergadering: Nestorius werd veroordeeld en afgezet. Waarop hij de vergadering ontbond en de bisschoppen weer naar huis stuurde.
De verzoening tussen beide groepen werd een kwestie van twee jaar lang delicaat onderhandelen. In 433 sloten de Antiochenen zich tenslotte bij Cyrillus' opvatting aan.

Het is niet zonder bedoeling en betekenis dat juist in Efese Maria voor het voetlicht werd gehaald. In de voormalige bedevaartplaats van Artemis. de heidense moedergodin! Na drie eeuwen geharrewar over de wijze waarop men de persoon van Jezus op de juiste manier onder woorden moest brengen, werd daar nu de consequentie uit getrokken voor de persoon van Maria: als het juist was om van Jezus te zeggen, dat Hij ook God was, dan was het gepast om Maria 'Moeder van God' te noemen.

Vanaf dat moment gaat Maria een steeds groter plaats innemen in de devotie van het christenvolk, en dus ook in de afbeeldingen en de verhalen.

Eén jaar na het concilie, in 432 dus, trad paus Sixtus III († 440; feest 28 maart) aan als bisschop van Rome. Hij liet onmiddellijk het bescheiden Mariakerkje, dat een eeuw geleden door paus Liberius († 366) op de Esquilijnse heuvel was gebouwd, vergroten tot de nog altijd beroemde Santa Maria Maggiore: 'Vergrote Santa Mariakerk'. Nog in datzelfde jaar werd de kerk reeds plechtig ingewijd.

In de Middeleeuwen ontstond er een legende rondom de bouwgeschiedenis van deze kerk. Maria zou aan een Romeinse edelman, Johannes of Giovanni geheten, de opdracht gegeven hebben om ter ere van haar een kerk in Rome te bouwen. Toen Giovanni haar vroeg waar deze moest komen te staan, gaf ze hem te kennen dat ze de plek met een wonder zou aanduiden. De volgende morgen - het was hartje zomer: 5 augustus - bleek er smetteloos witte sneeuw gevallen te zijn op de Esquilijnse heuvel: dat was dus de plaats die de Heilige Onbevlekte Maagd voor haar kerk had uitgekozen.

Sindsdien staat op de Romeinse feestkalender 5 augustus bekend als het feest van Maria ter Sneeuw.

In hetzelfde jaar wordt het Pantheon omgedoopt tot de kerk van de H. Maria ter Martelaren. Sindsdien is er in de hele kunstgeschiedenis waarschijnlijk geen ander onderwerp dat zo vaak en op zoveel verschillende manieren in beeld is gebracht als Maria met het Kind Jezus op haar schoot.

Paus Johannes Paulus II plaatste het op feest op de eerste dag van het jaar, 1 januari. In de oosters-orthodoxe kerken wordt het vanouds gevierd daags na Kerstmis, 26 december.

[Dries van den Akker s.j./2016.03.22]

Geschiedenis

Maria was de moeder van Jezus, de grondlegger van het christendom. Omdat Hij genoemd wordt 'de Zoon van God' draagt zij in de christelijke geloofsgemeenschap sinds de vierde eeuw de eretitel 'Moeder van God'.
(Feest Maria, Moeder Gods 1 januari)

Over haar leven is welbeschouwd weinig bekend. In de evangelieverhalen, die over Jezus vertellen, komt zij slechts een enkele keer in beeld.

De evangelisten Matteus en Lukas vertellen over Jezus' geboorte. Van Lukas weten we dat Maria als jong meisje een boodschapper ('engel') van God op bezoek kreeg; hij begroette haar met de woorden "Wees gegroet Maria, vol van genade, de Heer is met u." Vervolgens gaf hij haar te kennen dat zij een zoon zou krijgen. Toen zij antwoordde dat zij geen omgang had met haar verloofde - we weten uit Matteus dat deze Jozef heette - antwoordde de engel dat de kracht van God zelf haar zou overschaduwen, en dat haar kind 'Zoon van de Allerhoogste' genoemd zou worden. Daarop sprak zij: "Zie, ik ben het dienstertje van de Heer."
(Lukas 1, 26-38. Feest Maria Boodschap 25 maart)

Omdat de engel had gezegd dat haar bejaarde nicht Elisabeth al zes maanden in verwachting was, snelde Maria haar te hulp. Tijdens de begroeting zou het kind in Elisabeth's schoot opgesprongen zijn van vreugde bij het horen van Maria's stem. Zo zou Elisabeth haar nichtje herkend hebben als de moeder van haar Heer: "Gij zijt gezegend onder de vrouwen en gezegend is de vrucht van uw schoot. Waaraan heb ik het te danken, dat de moeder van mijn Heer naar mij toekomt?" En Maria barstte uit in een jubelzang: "Magnificat, groot prijst mijn ziel de Heer".
(Lukas 1, 39-45. Feest Maria Visitatie 31 mei)

Nog altijd volgens Lukas werd Maria's kind geboren onder kommervolle omstandigheden: op reis, omdat ze in het kader van een volkstelling vanuit hun woonplaats Nazareth naar Bethlehem moesten, de stad van hun stamvader David. Omdat er voor hen geen plaats was in de herberg, werd het kind ergens buiten geboren; ze wikkelden het in doeken en legden het in een kribbe. Herders kwamen op kraamvisite; zij vertelden wonderlijke verhalen: dat engelen hun deze geboorte hadden aangekondigd als de komst van de verlosser. Lukas noteert: "Zijn moeder bewaarde al deze woorden in haar hart."
(Lukas 2, 1-20. Feest Kerstmis 25 december)

Na acht dagen werd het jongetje naar goed Joods gebruik besneden, en daarmee toegewijd aan God en opgenomen in diens verbond met zijn volk.
(Lukas 2, 21. Feest Besnijdenis des Heren 1 januari)

Na veertig dagen moest de moeder van Jezus naar de tempel voor het reinigingsritueel; ook dat was een typisch Joods gebruik. In de tempel troffen ze een bejaard echtpaar. Bij het zien van het kind, begonnen ze te jubelen van vreugde: "Laat nu Heer, zoals U gezegd hebt, uw dienaar in vrede gaan; want ik heb de redding van ons volk nog tijdens mijn leven mogen aanschouwen." Tegelijk kondigde de grijsaard aan dat dit kind een teken zou zijn tot val en opstanding van velen, en dat een zwaard het hart van zijn moeder zou doorboren.
(Lukas 2, 22-40. Feest Maria Lichtmis 2 februari)

Volgens Matteus zouden er ook nog drie wijzen uit het oosten gekomen zijn om het kind koninklijke hulde te brengen.
(Matteus 2, 1-12. Feest Driekoningen 6 januari)

Dit wekte de jaloezie op van de regerend vorst, Herodes. Hij gelastte dat alle jongetjes onder de twee jaar gedood moesten worden (zie: Onnozele kinderen). Een engel verscheen aan Jozef en beval hem op te staan: "Neem het kind en zijn moeder, en vlucht naar Egypte. Keer niet terug voordat ik het u zeggen zal."
Pas na Herodes' dood keerden ze terug, en gingen wonen in Nazareth.
(Lukas 2, 13-23)

Lukas weet nog te vertellen hoe het kind op 12-jarige leeftijd aan de aandacht van zijn ouders ontsnapte. Het bleef temidden van de schriftgeleerden en rabbijnen in de tempel achter. Pas na drie dagen vonden zijn ouders Hem. Zijn moeder sprak: "Jongen waarom heb je ons dit aangedaan. Kijk eens hoe je vader en ik ongerust naar je hebben gezocht." Hij moet toen gezegd hebben: "Je wist toch dat Ik bij mijn vader moest zijn." Ze begrepen niet wat Hij bedoelde, maar weer tekent Lukas aan: "Zijn moeder bewaarde al deze woorden in haar hart."
(Lukas 2, 41-52)

Dan vertellen de evangelies niets meer over Jezus en zijn ouders tot het moment dat Hij in de openbaarheid treedt. De evangelist Johannes vertelt hoe Jezus met zijn leerlingen op een bruiloft was uitgenodigd, evenals zijn moeder. Als er geen wijn blijkt te zijn, geeft zij dat veelbetekenend aan Jezus te kennen: "Ze hebben geen wijn." Jezus antwoordt afstandelijk: "Vrouw, wat is er tussen u en mij? Mijn uur is nog niet gekomen." Maar zij fluistert de dienaren toe: "Je moet gewoon alles doen wat Hij jullie opdraagt." Daarna verdwijnt zij uit het verhaal; dat ermee eindigt dat na een woord van Jezus zes kruiken reinigingswater van elk ruim honderd liter, bij uitschenken de heerlijkste wijn blijken te bevatten.
(Johannes 2, 1-12)

Heel even gaat haar schaduw voorbij, als de evangelist Marcus vertelt hoe Jezus' leerlingen Hem melden dat zijn moeder en zijn broeders hem willen spreken. Maar Jezus antwoordt: "Mijn moeder en mijn broeders? Dat zijn de mensen die de wil doen van de Vader die in de hemel is."
(Johannes 3, 31-35)

Tenslotte komt zij weer tevoorschijn bij Jezus' dood. Zij zou Hem zijn hele lijdensweg lang gevolgd zijn tot onder het kruis. Volgens Johannes zou zij er gestaan hebben tezamen met zijn meest geliefde leerling. Hij vertrouwde haar aan die leerling toe, en tegen zijn moeder zei Hij: "Ziedaar uw zoon."
(Johannes 19,25-27)

Na Jezus' opstanding blijken die woorden bewaarheid. Jezus' moeder is het middelpunt van de achtergebleven leerlingen die wachtten op de komst van Heilige Geest. Zij is het biddend hart van de gemeenschap, zo suggereert de schrijver van de Handelingen der Apostelen, die waarschijnlijk dezelfde is als de evangelist Lukas.
(Handelingen 1, 12-14)

Meer vertelt het Nieuwe Testament niet over haar.

Verdiept geloofsinzicht

Maar terugziende op haar verborgen leven en mediterend over de grote rol die zij in de geschiedenis van God met zijn volk inneemt, heeft de geloofsgemeenschap gaandeweg almaar verborgen schatten uit de verhalen opgedolven. Zij was (en is) ervan overtuigd dat alle genaden die aan haar Zoon Jezus gegeven waren, ook aan haar waren geschonken. Zo zou ze Hem als eerste gevolgd zijn tot bij God in het paradijs, "met lichaam en ziel in de hemel opgenomen" zegt de kerkelijke traditie, juist zoals ze dat ook van Jezus gelooft.
(Feest Sterfbed van Maria en Maria ten Hemelopneming 15 augustus)

Zoals Jezus na aankomst bij God bekleed werd met koninklijke waardigheid, zo werd ook Maria door de Vader en de Zoon in de Heilige Geest tot koningin des hemels gekroond.
(Feest Maria koningin van de hemel 22 augustus)

In de hemel doet zij wat zij ook tijdens haar leven heeft gedaan, zij spreekt voor de gelovigen ten beste bij de Vader en de Zoon en zij weet zo voor ons talloze genaden te verkrijgen.
(Feest Maria Middelares van alle Genaden 31 augustus)

Net als Jezus zou ze ook niet in zonde zijn geboren, "Onbevlekt - dus vrij van de erfzonde in de moederschoot - Ontvangen".
Omdat haar geboortedag reeds vanouds op 8 september was geplaatst, de inwijdingsdag van haar kerk in Rome, kwam het feest van haar conceptie vanzelfsprekend negen maanden eerder te staan.
(Feest Maria Onbevlekte Ontvangenis 8 december)

Ook stelden de gelovigen vast dat Maria's maagdelijkheid door de geboorte van Jezus niet was geschonden, en dat zij 'altijd maagd' is gebleven.

Al deze geloofsinzichten die uit gebed en reflectie in de gemeenschap tevoorschijn kwamen, werden omgeven met verhalen: legendes, die geen ander doel hebben dan de geloofsinzichten te vertellen.

Legendevorming

Zo ontstaan er al in de eerste en tweede eeuw zogeheten apokriefe (= niet door de geloofsgemeenschap als Gods Woord bestempelde) evangelies, waarin verteld wordt over Maria's ouders, Joachim en Anna. Haar geboorte wordt op een soortgelijke manier aangekondigd als die van Jezus. Door een engel. Juist op het moment dat Joachim voor schut is gezet door de Hogepriester: deze heeft Joachim's offer in de tempel geweigerd, omdat hij onvruchtbaar is en het volk geen nageslacht geeft. Hij verbergt zich temidden van de herders. Intussen verneemt zijn vrouw Anna wat er gebeurd is; hoewel ze onvruchtbaar is, zal ze een dochter krijgen die op bijzondere wijze aan God zal toebehoren; daarom moet ze zo gauw mogelijk zich bij Joachim voegen. Hun tedere ontmoeting bij de Gouden Poort wordt beschouwd als het moment van Maria's Onbevlekte Ontvangenis.
(Feest Maria Onbevlekte Ontvangenis 8 december)

Net als Jezus' geboorte is die van Maria omgeven door wonderlijke tekenen.
(Feest Maria Geboorte 8 september)

Als meisje van drie wordt ze naar de tempel gebracht krachtens de belofte dat zij aan God zou worden toegewijd. Zo klein ze ook is, op het moment dat ze boven aan de trap de hogepriester ziet staan, snelt ze naar boven zonder ook nog maar één keer om te kijken naar haar vader en moeder: zo verlangde ze ernaar in dienst van God te treden.
(Feest Opdracht van Maria 21 november)

Wanneer ze volwassen is geworden, wordt voor haar een bruidegom gezocht die haar roeping tot Maagd des Heren zal eerbiedigen. Middels een ingewikkelde loting blijkt Jozef de uitverkorene, waarop zij zich met elkaar verloven.
(Feest Maria's Verloving 23 januari)

Over Jezus' kinderjaren hebben de gelovigen veel gefantaseerd; ze probeerden zich voor te stellen hoe het mensenkind Jezus zijn goddelijke natuur niet verborgen kon houden. En hoe Hij daarmee zijn ouders herhaaldelijk in verlegenheid bracht.

Tenslotte vernemen we hoe Maria temidden van Jezus' leerlingen is overleden. Omdat zij met lichaam en ziel in de hemel zou worden opgenomen, werden alle leerlingen, ook degenen die al gestorven waren, naar Jeruzalem geroepen om van dit mysterie getuige te zijn.

Er is een traditie die van dit verhaal gebruik maakt om de apostel Thomas te rehabiliteren. Hij had immers destijds zijn tien medeleerlingen niet geloofd, toen zij hem vertelden dat ze de verrezen Heer hadden gezien. Welnu, omdat Thomas helemaal vanuit India moest komen naar Maria's overlijden, werd hij door een engel meegevoerd langs de hemelboog. Hij zou echter te laat zijn, want in die tussentijd overleed Jezus' moeder. Zij werd door engelen ten hemel opgenomen. (Op afbeeldingen is het haast altijd de verheerlijkte Jezus zelf die, achter haar sterfbed staande, de ziel van Maria als een klein kind op zijn arm draagt. Mooie omkering van de klassieke afbeelding van Maria met het kind Jezus op haar arm!). Zo kwam het dat Maria's en Thomas' route elkaar in het luchtruim kruisten. Maria wierp Thomas haar sluier toe, als bewijs dat zij in de hemel was opgenomen. Maar zelfs met dat bewijsstuk in handen, werd hij door de andere elf leerlingen niet geloofd. Ze begaven zich dus naar Maria' graf en bevonden het zoals Thomas het hun had aangekondigd. En daarmee stonden de leerlingen weer quitte!
(Feest Sterfbed van Maria en Maria ten Hemelopneming 15 augustus)

Verering & Cultuur

In de kerkelijke kunst begint men Maria pas af te beelden na het derde algemeen concilie, gehouden te Efese in 431 (feest 9 september). Daar wordt Maria officieel uitgeroepen tot 'Moeder van God', in het Grieks: 'Theo-tokos'. In die tijd worden de eerste kerken gebouwd ter ere van Maria; in Rome bv, de Santa Maria Maggiore; tegelijk wordt het Pantheon omgedoopt tot de kerk van de H. Maria der Martelaren. Op de christelijke afbeeldingen troont Maria voortaan als een vorstin, met het kind Jezus op schoot. Er is in de hele kunstgeschiedenis waarschijnlijk geen ander onderwerp dat zo vaak en op zoveel verschillende manieren in beeld is gebracht.

Daarbij valt op dat elke tijd zijn eigen voorstellingswereld, zijn eigen gedachten en gebeden, en zijn eigen ervaringen in die afbeelding neerlegt. Zelfs zozeer dat van het Joodse karakter van Maria haast nooit iets te bespeuren valt. Sterker, elk volk beeldt haar en haar kind af, zoals het zijn eigen mensen afbeeldt.


MARIA door de eeuwen heen
[artikel Dries van den Akker s.j. in de kerstuitgave van STUDIO, 2003]

Bijbel
Alles wat wij van Maria weten, stamt van na haar dood. De eerste die naar haar verwijst is de apostel Paulus in zijn brief aan de Galaten uit het jaar 55. Daar schrijft hij over Gods Zoon Jezus dat deze werd "geboren uit een vrouw". Dat is wel het minste wat je over een moeder kan zeggen.

De evangelisten Lukas en Matteus geven ons informatie over de omstandigheden rond Jezus' geboorte. Zij schrijven rond het jaar 80. Beiden benadrukken dat Maria maagd was, toen zij haar kind kreeg. Wat wordt daarmee gezegd? In ieder geval dit: wat de volwassen Jezus later zo indrukwekkend maakt, had Hij niet van zijn vader of zijn moeder, maar door zijn relatie met God.

Lukas vertelt over de moeizame reis naar Bethlehem, als Maria in haar negende maand is. Daar wordt haar kind geboren in een kribbe. We horen dat de oude Simeon bij het dankoffer in de tempel voorspelt dat dit kind een teken van tegenspraak wordt en dat het hart van zijn moeder met een zwaard doorboord zal worden.

Matteus weet ons te melden dat er wijzen uit het oosten kwamen om het kind en zijn moeder hulde te brengen. Dat wekte woede en jaloezie bij koning Herodes, die het kind wilde doden (zie: Onnozele kinderen). Onder de hoede van haar man Jozef vlucht Maria met het kind naar Egypte, waar het gezin vier jaar onderduikt. Opvallend: het zijn goddelijke gebeurtenissen, maar ze gaan gepaard met kommervolle omstandigheden. Nog één keer vernemen we hoe de 12-jarige Jezus tussen de wetgeleerden in de tempel achterblijft. Na drie dagen vinden zijn ouders Hem terug. Maria vraagt: "Waarom heb je dit gedaan? Bedenk toch eens hoe we in angst hebben gezeten." Hij antwoordt: "U wist toch dat ik bij mijn Vader moest zijn."

Gedurende Jezus' volwassen leven horen we nagenoeg niets over haar. Wel is er op een keer een vrouw uit het volk die blijkbaar jaloers is op Jezus' moeder en roept: "Gelukkig de schoot die u gedragen heeft en de borsten die u hebben gevoed." Maar Hij geeft die woorden, zoals steeds, een godsdienstige betekenis: "Je bent pas gelukkig, als je luistert naar het woord van God, en ernaar leeft." Het vierde evangelie van Johannes ontstond tegen het jaar 100. Het maakt melding van Maria's aanwezigheid op de bruiloft waar Jezus water in wijn verandert. Daarna verschijnt zij weer in beeld onder het kruis van haar Zoon, samen met diens geliefde leerling, waarschijnlijk Johannes zelf. Jezus vertrouwt aan hem zijn moeder toe. In het boek van de Handelingen der Apostelen horen we nog één keer hoe de leerlingen blijven samenkomen "met Maria de moeder van Jezus". Verder zwijgt de bijbel over haar.

Apokriefe verhalen
Juist zoals in onze tijd familiebladen achter persoonlijke omstandigheden proberen te komen van sterren en vorsten, deden de gelovigen van de eerste eeuwen dat ook met Maria. Er kwamen steeds meer verhalen in omloop over de onbekende kanten van Jezus' moeder. Meestal gebaseerd op vrome fantasie. Zo horen we hoe Maria's ouders, Joachim en Anna, haar krijgen op een moment als ze daar eigenlijk veel te oud voor zijn, net als vele andere groten uit de bijbel. Wanneer zij na drie jaar van de borst af is, wordt ze naar de tempel gebracht. Zij is zo vol van God, dat ze bij het zien van de tempel enthousiast de trappen oprent zonder ook nog maar een ogenblik om te zien naar haar beteuterd achterblijvende ouders. Zij mag het voorhang van de tempel borduren. We horen hoe zij aan haar man Jozef komt, die haar maagdelijkheid moest respecteren; zij was immers voorbestemd om als maagd Gods Zoon te ontvangen. Sommige van die verhalen maken van hem een oude weduwnaar met kinderen uit zijn eerste huwelijk. Zo wordt het des te aannemelijker gemaakt dat haar maagdelijkheid bij hem in veilige handen was.

Na Jezus' heengaan zou Maria met Johannes naar Efese zijn verhuisd, aan de westkust van het huidige Turkije. Tot op de dag van vandaag kan men er het huisje bezoeken waar zij haar laatste levensjaren zou hebben gesleten. Een prachtige stille plek, die tot meditatie en gebed uitnodigt. Daar zou zij gestorven zijn, omringd door al Jezus' leerlingen. Zelfs de leerlingen die reeds overleden waren, werden uit het graf opgeroepen om erbij te zijn, want zij allen moesten getuige zijn van het feit hoe Jezus' moeder met lichaam en ziel in de hemel werd opgenomen. Daar werd zij door Jezus en zijn Vader in de Geest van Liefde ontvangen en tot koningin van de hemel gekroond.

Maria, Moeder van God
Dat waren de 'apokriefe' (= nooit als echt erkende) volksverhalen, ontstaan van de tweede tot de zesde eeuw. Ze hebben de christelijke kunst diepgaand beïnvloed. Op de algemene bisschoppenvergadering van Efese in 431 werd Maria uitgeroepen tot Moeder van God ('zij die God gebaard heeft'). Reeds in het jaar daarna begon in Rome de herbouw van de Grootste Mariakerk, de Santa Maria Maggiore. Deze kwam op de plek waar sinds zeventig jaar al een Mariakerkje stond. Maria zelf had destijds in een verschijning aan ene Johannes laten weten dat zij daar een kerk wilde. De precieze plek duidde zij aan door er op 5 augustus(!) sneeuw te laten vallen. In de daarop volgende middeleeuwen zal het christendom zich over heel Europa verspreiden. Overal waar het vaste voet krijgt, verrijst wel een Mariakerk. In elke kerk is er een afbeelding te vinden van een - vorstelijke, majestueuze, hemelse - Moeder Maria met Kind.

Middeleeuwen & Renaissance
Vanaf de dertiende eeuw komt er meer aandacht voor de menselijke kant van het geloof, voor het wonder dat God mens wordt. Talloos zijn de afbeeldingen van de boodschap van de engel aan Maria. Piero della Francesca toont ons ca 1460 een statige vrouw aan wie God de Vader met een veelzeggend handgebaar alles toevertrouwt. Of we zien haar intens verdrietig onder het kruis, of op het moment dat zij de dode Jezus in haar schoot ontvangt ('Piëta'). De gelovigen roepen haar aan als een hemelse moeder. Zij weet immers wat wij doormaken, heeft medelijden met de zwakken en doet haar best om zondaars voor de ondergang te behoeden. Zo brengt een moeder uit Pijnacker haar in de sloot verdronken kindje naar de Piëta in Delft en bidt: "U weet wat het is om een dood kind te hebben. Help mij." Het kind wordt weer levend. Prachtige legendes vertellen hoe zij zondaars behoedt voor de ondergang; ongemerkt de plaats inneemt van een zuster die met een vriend het klooster ontvlucht; hoe zij met ons begaan is en bij haar Zoon in de hemel een goed woordje voor ons doet. Zo schildert Michelangelo haar op zijn beroemde afbeelding van het Laatste Oordeel in de Sixtijnse Kapel van het Vaticaan (ca 1510): met haar blik naar de wereld beneden probeert zij de aandacht te trekken van haar machtige Zoon die klaar staat om het definitieve oordeel te vellen.

Reformatie & Contra-Reformatie
In de loop van de 16e eeuw verkondigen hervormers als Luther en Calvijn, dat God oneindig veel groter is dan al die vrome gedachten en afbeeldingen. Zij benadrukken de afstand die er bestaat tussen God en ons, en laten uit eerbied alle afbeeldingen uit de kerken verwijderen. Maar de katholieken blijven benadrukken dat God dichtbij is. Van de weeromstuit schilderen barokkunstenaars, vooral in Zuid-Duitsland, op de plafonds van de kerken geopende hemelen waar je vrij zicht hebt op God zelf en op alle engelen en heiligen, met name Maria die met lichaam en ziel in de hemel wordt opgenomen. Halverwege de 18e eeuw schrijft Sint Alfonsus de Liguori zijn beroemde boek 'De Heerlijkheid van Maria'. Een samenvatting van Maria's rol in de kerk tot dat moment. Hij toont er Maria als doorgeefster, middelares van alle genadegaven. Als Alfonsus geplaagd werd door zwaarmoedigheid, liet hij zich voorlezen uit zijn eigen boek en knapte er prompt van op.

Moderne Tijd
Tot op de dag van vandaag is Maria voor vele gelovigen nog altijd de hemelse Moeder van Barmhartigheid. In de afgelopen eeuwen kondigde de officiële kerk twee dogma's over haar af: haar Onbevlekte Ontvangenis (= vanaf het moment van haar ontstaan als mens is zij niet behept met erfzonde; 1854), en, in 1950, dat zij met ziel en lichaam in de hemel is opgenomen. Het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1966) wijst vooral op haar als eerste van alle gelovigen en als beeld van de Kerk. Opvallend is hoe vaak de laatste tijd gelovigen een verschijning van haar krijgen, zoals o.a. in Lourdes (1858), Fátima (1917), Amsterdam (Vrouwe van alle Volkeren: 1945) en Medzugorje (1981). Bij die gelegenheden is ze meestal zonder haar Kind op de arm. De toon en de inhoud van haar boodschappen zijn somber, dreigend. Zij spoort aan tot gebed, omdat er anders grote rampen dreigen. Tegelijk zoeken duizenden pelgrims onverminderd steun en troost op de plekken waar zij verscheen. Verreweg de meesten van hen komen gesterkt en getroost weer terug.

Maria' psychologische functie
Psychologen en vrouwen weten: in iedere volwassen man gaat een klein kind schuil dat getroost wil worden. Zijn het niet vooral mannen die Maria vereren? Daar kan dat kind aan zijn trekken komen. Soms wordt daarover geschamperd. Maar is het religieuze er juist niet om aan de diepste verlangens in mensen tegemoet te komen? In het vertrouwen dat wat je verlangt, gegeven is; zo niet door mensen, dan boven de mensen uit. Precies dat heet geloven, hopen, bidden.

Eens ging ik als priester voor in een opvanghuis voor zwervers in Québec. Aan het eind van de mis waren die viezige, smoezelige kerels gewoon brullend een loflied te zingen voor een smetteloos wit Mariabeeld. Waar zij zelf nooit aan toekwamen en in het diepst van hun ziel naar verlangden, was hun gegeven in de hemelse maagd Maria. Mooi toch? En troostend.

De ridder Walter van Bierbeek († 1222) werd na een kruistocht monnik. Na alle verschrikkingen van de oorlog wenste hij alleen nog de tederheid van Maria voor ogen te hebben. De voormalige ridder Ignatius van Loyola († 1556) had onderweg bijna een moslim gedood die Maria's maagdelijkheid belachelijk had gemaakt. Toen hun wegen scheidden, liet hij het aan zijn rijdier over. Als dit de moor achterna zou gaan, zou hij hem doden. We hebben het aan de ezel van Ignatius te danken dat hij een heilige is geworden.

De monnik Hermann van Steinfeld († ca 1250) was zo'n Mariavereerder dat hem de bijnaam Jozef werd gegeven, naar Maria's man uit de bijbel. Hij was blijkbaar meer partner dan kind!

En de vrouwen? In huwelijksmissen leggen bruiden hun boeket bij het Mariabeeld: zij spiegelen zich aan haar moederschap. Maar nu dat maatschappelijk minder in aanzien staat, kijken zij bv. liever naar haar onverwoestbaar geloof in barre tijden, en naar het feit dat zij na Jezus' dood de leerlingen bij elkaar hield.


Zogende Maria
of: Maria lactans (= melkgevende Maria)

Bijbel
‘Welzalig de schoot die u mocht dragen, en de borsten die U mochten voeden,’ roept een vrouw uit het volk tot Jezus als Hij op een keer gepreekt heeft (Lukas 11,27). Het zal enkele eeuwen duren, vooraleer men dit durfde afbeelden.

Vroeg-Christelijk Egypte
Op het Concilie van Efese (431) werd Maria officieel uitgeroepen tot Moeder van God. Van af dat moment neemt de devotie tot haar een enorme vlucht. De eerste afbeeldingen waarop te zien is hoe Maria aan het Kind Jezus de borst geeft, vinden we in het Egypte van de 7e en 8e eeuw. Geleerden vermoeden dat ze een christelijke aanpassing zijn van een bestaande afbeelding uit de oude Egyptische godsdienst. Daar treffen we afbeeldingen aan van de godin Isis die haar zoontje Horus de borst geeft.

Oosters Christendom
Eind 8e en de gehele 9e eeuw woedt in de christelijke kerk van het oosten de zogeheten beeldenstrijd. Tegenstanders van religieuze afbeeldingen wezen op het tweede van de Tien Geboden waarin verboden wordt een beeld van God te maken. Zij streefden naar vernietiging van alle religieuze afbeeldingen: de iconoclasten (beeldenbrekers). Beeldenvereerders benadrukten dat niet het beeld zelf wordt vereerd, maar de persoon die afgebeeld wordt. Jezus zegt: ‘Wie Mij ziet, ziet de Vader.’ God heeft zichzelf zichtbaar en dus afbeeldbaar gemaakt door het feit dat Hij mens is geworden. Door zich te bekleden met een menselijk lichaam, heiligt Hij bovendien alle materie. Vandaar dat niet alleen de persoon die afgebeeld wordt, verering geniet, maar ook het voorwerp zelf met grote eerbied behandeld moet worden. Het zijn de beeldenvereerders die de strijd tenslotte gewonnen hebben. In die traditie durft men ook afbeeldingen te maken van de zogeheten ‘Galaktotrophousa’ (= ‘melkvoedende’ Moeder).

Westers Christendom
De eerste afbeeldingen in het westen stammen van rond 1300. Zo vinden we haar in de Santa Maria Trastevere te Rome.

Dat paste goed in de westerse cultuur van dat moment. In Italië was de Renaissance begonnen. Door de bloei van de handel en de opkomst van de rijke burgerklasse was de mens met al zijn vermogens in het middelpunt van de aandacht gekomen. Op godsdienstig gebied gold die aandacht de menselijke kant van Jezus. Bernardus van Claivaux († 1153) verdiept zich in Jezus’ lijden. Hij heeft zelfs een visioen, waarin de gekruisigde zich naar hem voorover buigt en hem omhelst (afb. links). Zelf bidt hij om de moedermelk van Maria, zodat hij dezelfde geest met de paplepel ingegeven krijgt als Jezus (afb. rechts)!

Franciscus van Assisi († 1226) richt een levende kerststal in, omdat hij met eigen ogen wil aanschouwen hoeveel Gods Zoon moest doorstaan toen Hij als Kind op de wereld kwam:


Hij zal tegen het eind van zijn leven Jezus’ kruiswonden (stigmata) in zijn lichaam ontvangen. In de kunst zien we dezelfde toename voor Jezus’ menselijkheid. Ontelbaar zijn de afbeeldingen van de engel die aan Maria komt berichten dat zij de Moeder van Gods Zoon zal worden (Maria Boodschap). Hetzelfde geldt voor Jezus’ stamboom (‘Boom van Jesse’) en de  kerst- en lijdensafbeeldingen. In de Noordelijke Nederlanden schrijft Thomas van Kempen zijn beroemde boekje ‘De Navolging van Christus’.

Vanaf die tijd zal de navolging van de mens Jezus een telkens terugkerend gegeven blijven in de godsdienstige cultuur van het westen. En daarmee ook de vrome verbazing over het feit dat in Jezus God solidair is geworden met ons, mensen: ‘in alles aan ons gelijk, behalve in de zonde’. In die vroomheid past de afbeelding van de zogende Maria. We vinden haar door de eeuwen heen. Hieronder van links naar rechts afbeeldingen uit de 15e, 17e en 18e eeuw.


In die traditie past het beeld links uit het Beeldenmuseum in Vaals.
Het is van rond 1900, de bloeitijd van de Neo-Gotiek. In de kunst greep men terug op de vroomheid van Middeleeuwen. Tegelijk echter is het de tijd koningin Victoria (Victoriaans Tijdperk), waarin de preutsheid een grote plaats innam: alles wat met seksualiteit te maken had, was min of meer taboe. Het was er wel, maar men sprak er eenvoudig niet over. Daar was het onderwerp te delicaat voor. Het is uitermate verrassend dat men in die tijd een afbeelding maakte van de zogende Maria. Daarin moet immers een blote borst van Maria zichtbaar gemaakt worden. De kunstenaar weerstaat de preutsheid van zijn tijd, en doet de beschouwer stilstaan bij de heiligheid van dit intieme moment.


Dries van den Akker s.j. / Delft, 2012


Maria, Moeder van Jezus
'Bericht van boven' KRO Radio 5 zondag 11 mei 2008

...speel bestand af...

Het is Pinksteren. En moederdag. En meimaand. Het lag dus voor de hand dat ik gevraagd werd vandaag iets tot u te zeggen. Dat is een eervolle uitverkiezing, maar eerlijk gezegd houd ik er niet zo van om op de voorgrond te treden. Het was meer gepast geweest als mijn Zoon, Jezus zelf, hier achter de microfoon had gezeten.

Toen Hij in de hemel was opgenomen, liet Hij bij ons op aarde een lege plek achter. Het was de bedoeling dat die opgevuld zou worden door ons, zijn leerlingen. Ja, ook ik, zijn moeder, reken mij tot zijn leerlingen. Misschien realiseert u zich dat niet zo, maar ik heb echt veel moeten leren. In het begin van zijn optreden liepen de mensen in drommen achter Hem aan. Hij had het er zo druk mee dat Hij soms aan eten niet toe kwam. Toen het te gek werd, heb ik zijn broers bij elkaar geroepen en zijn we erop uit gegaan om Hem naar huis terug te halen. We hadden de indruk dat Hij niet goed bij zijn hoofd was. (Geloof het of niet: ik kan mij goed inleven in al diegenen die moeite met Hem hebben.) Maar om mijn verhaal af te maken: toen ze tegen Hem zeiden: “Uw moeder en uw broers staan daar en vragen naar u,” keek Hij in onze richting en zei tegen de mensen om Hem heen: “Weet u wie mijn echte moeder en broeders zijn? Degenen die doen wat God wil.”

Ik weet niet of u, luisteraar, ooit door uw kind bent afgewezen, maar dit deed pijn. Dagen, weken lang bleven die woorden in mij rondspoken. Tot ik begreep wat Hij bedoelde en inzag dat Hij gelijk had. Iemand die de wil van God doet, moet je niet voor gek verklaren. Want de wil van God: dat is immers naastenliefde, barmhartigheid, vergevingsgezindheid, vrede? Dat is het belangrijkste op de hele wereld. Veel belangrijker dan familiebanden, om nog maar te zwijgen van goede schoolprestaties, economische belangen of verkiezingsoverwinningen.

De wil van God: dat is de Heilige Geest. Vandaag vieren wij dat die Heilige Geest een geschenk uit de hemel is.

Ik zou u dus willen uitnodigen eens om u heen te kijken, waar u die Heilige Geest aantreft. U herkent ze aan oprechte, onbaatzuchtige naastenliefde; aan spontane goedheid en vriendelijkheid. Grote kans dat u eerder moet zoeken bij eenvoudige mensen uit uw omgeving dan bij de groten der aarde, de publiekstrekkers, de t.v.-sterren. Die willen zelf graag gezien worden.

Uw kunstenaars hebben heel vaak het pinksterfeest afgebeeld. Ze stellen zich twaalf mannen voor met vurige tongen boven hun hoofd: de apostelen. (Dat is een vergissing: die vurige tongen zaten in hun mond: daar verkondigden zij mee dat Jezus gelijk had: het gaat om naastenliefde en vergeving). Veel van die afbeeldingen laten zien dat ikzelf daarbij was, bij dat Pinkstergebeuren. Grappig eigenlijk, want in het Heilige Boek staat bij het Pinksterverhaal helemaal niet te lezen dat ik erbij was. Maar uw kunstenaars hebben het goed aangevuld. Ook ik ontving een vurige tong. Daar heb ik veel mee gebeden. En Jezus’ leerlingen – ‘mijn jongens’ ben ik ze gaan noemen - gestimuleerd. Zij trokken de wereld in en ik bleef thuis. Wás er altijd, als ze terugkwamen met hun verhalen. Zo ben ik voor hen allemaal een moeder geworden. Ik meen dat Hij dat bedoelde toen Hij aan het kruis tegen zijn geliefde leerling zei: “Ziedaar uw moeder.” Ik nam mij voor er altijd voor hen te zijn. Zo kon Ik beeld zijn van de Eeuwige die immers heet ‘Ik ben er altijd’. Beeld van Hem ook. Zijn laatste woorden vóór zijn definitieve heengaan waren immers: ‘Ik ben met jullie alle dagen van je leven…’ Dat was míjn manier om de lege plek die Hij had achtergelaten, op te vullen.

En, luisteraar, mag ik vragen: Wat is uw manier om de plek van Jezus op te vullen?


Bronnen
[Dries van den Akker s.j./2000.05.22]

© A. van den Akker s.j.

VoorwoordHoe wordt men heilige?
© AuteursrechtWoordenboek
LeeswijzerGastenboek
Bronnen