× 
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.

Sluit het venster om te blijven.

           
welkom menu contact zoeken
HeiligenkalenderHeiligen op naamPatroonheiligenHedendaagse namenMeer...
 Pater Dries van den Akker s.j., de auteur van de hagiografieën, overleed 30 oktober 2022
† ca -1750  Hagar van Kanaän

Hagar van Kanaän; slavin van Abraham & Sara; † ca 1750 vóór Christus.

Feest 21 december.

Hagar was de slavin van Abraham en Sara. We horen over haar in het boek Genesis. Een merkwaardige geschiedenis, omdat de aartsvader en -moeder van ons geloof, Abraham en Sara, er zo’n dubieuze rol in spelen.

Genesis 16
01 Sarai, de vrouw van Abram, had hem geen kinderen geschonken. Nu had zij een Egyptische slavin, die Hagar heette.
02 Sarai zei tot Abram: ‘Je weet dat Jahwe mijn schoot heeft gesloten, zodat ik geen kinderen kan krijgen. Ga dus naar mijn slavin: misschien krijg ik een zoon van haar.’ En Abram stemde in met Sarai's voorstel.
03 Sarai, de vrouw van Abram, gaf dus Hagar, haar Egyptische slavin, aan haar man Abram als vrouw; Abram woonde toen al tien jaar in Kanaan.
04 Hij had gemeenschap met Hagar en zij werd zwanger. Toen zij dat bemerkte, begon zij haar meesteres hooghartig te behandelen.
05 Daarom zei Sarai tot Abram: ‘Jij bent aansprakelijk voor het onrecht dat mij wordt aangedaan. Ik heb mijn slavin in jouw armen gelegd; en nu zij ziet dat ze zwanger is word ik door haar hooghartig behandeld. Jahwe moge oordelen, wie van ons beiden in zijn recht staat.’
06 Daarop zei Abram tot Sarai: ‘Je kunt over je slavin beschikken: doe met haar wat je wilt.’ Toen begon Sarai haar het leven zo onaangenaam te maken dat zij van haar wegliep.
07 De engel van Jahwe vond haar bij een waterbron in de woestijn, de bron die aan de weg naar Sur ligt.
08 Hij zei: ‘Hagar, slavin van Sarai, waar komt gij vandaan en waar gaat gij heen?’ Zij zei: ‘Ik ben weggelopen bij mijn meesteres Sarai.’
09 De engel van Jahwe zei tot haar: ‘Ga naar uw meesteres terug en wees haar onderdanig.’
10 De engel van Jahwe zei ook nog tot haar: ‘Uw nakomelingen zal ik zeer talrijk maken, zo talrijk dat zij niet meer te tellen zijn.’
11 De engel van Jahwe verzekerde haar: ‘Gij zijt nu zwanger; bij zult een zoon baren en hem Ismaël noemen; want Jahwe heeft u verhoord in uw ellende.
12 Een wilde ezel in de steppe wordt hij, zijn hand gaat omhoog tegen allen, de handen van allen tegen hem; al zijn broers trotseert hij!’
13 Toen gaf zij Jahwe, die tot haar gesproken had een naam: ‘Gij zijt een God die ik zie.’ Want, dacht zij, ‘ik heb God werkelijk gezien, en ik leef nog, nadat ik hem gezien heb.’
14 Vandaar dat die put de put van Lachai-roi heet; hij ligt tussen Kades en Bered.
15 Toen baarde Hagar aan Abram een zoon en hij noemde die zoon Ismaël.
16 Abram was zesentachtig jaar, toen Hagar hem Ismaël baarde.

De boodschap van het verhaal lijkt duidelijk. In de tijd van Abraham en Sara is het hebben van een kind teken van welvaart, zegen en succes. Bovendien konden kinderen voor je zorgen als je oud werd en te zwak om jezelf in leven te houden. Welnu, Abraham en Sara hadden geen kinderen, terwijl ze al lang over de leeftijd heen waren om er nog te krijgen. Daarom deed Sara dus het voorstel om haar slavin Hagar tot draagmoeder te maken.

In de ogen van de bijbelverteller is dat echter een teken van ongeloof. God had immers aan Abraham een talrijk nageslacht beloofd. Hij had er alleen niet bij gezegd wanneer die belofte in vervulling zou gaan, en ook niet hoe. Daarom gaan Abraham en Sara zelf als God optreden. Er moet en zal een kind komen, niet via de normale natuurlijke weg, dan door menselijk ingrijpen. Het is gedoemd te mislukken…

Genesis 21
09 Maar toen Sara de zoon die Hagar, de Egyptische, aan Abraham geschonken had, eens zag lachen,

Er zit een woordspeling in de tekst. De naam Isaak betekent ‘Hij (= JHWH) zal lachen’. Dat had te maken met de omstandigheden waaronder de jongen geboren was. Toen waren er drie mannen verschenen bij Abraham. Zij hadden hem aangekondigd dat Sara ondanks dat ze niet meer menstrueerde (‘het ging haar niet naar de wijze der vrouwen’), het volgend jaar een zoon zou hebben. Daar had Sara om moeten lachen: ‘Zou ik op mijn oude dag nog liefde bedrijven met Abraham?’ De mannen hadden gevraagd: ‘Waarom lacht Sara?’ Sara had van achter het tentdoek snel gezegd dat ze niet gelachen had, maar de mannen hielden vol: ‘Jawel, u hebt wel degelijk gelachen.

Een jaar later werd er inderdaad een kind geboren. Abraham noemde hem Isaak (‘JHWH zal lachen’) , want zei hij: ‘God heeft mij werkelijk reden tot lachen gegeven. En ieder die het hoort, zal lachen: heeft die oude Abraham nog een zoon gekregen?’ Alsof er staat: ‘Wie het laatst lacht,lacht het best.’

Wil de schrijver van het verhaal nu suggereren dat het lachen van Hagar niet in overeenstemming was met het lachen van God…? Hoe dan ook: het schoot Sara in het verkeerde keelgat. Dus…

10 zei ze tot Abraham: ‘Jaag die slavin met haar zoon weg, want de zoon van die slavin mag geen mede-erfgenaam worden van mijn zoon Isaak.’
11 Abraham vond deze eis zeer ongepast, omdat het toch om een zoon van hem ging.
12 God echter zei hem: ‘Wat Sara ten aanzien van de jongen en uw slavin eist, moet gij niet als ongepast beschouwen. Luister naar alles wat zij u zegt: want alleen door Isaak krijgt gij een nageslacht dat uw naam draagt.
13 Maar ook de zoon van de slavin zal Ik tot een volk maken, omdat ook hij een kind van u is.’

De reactie van God is moeilijk te begrijpen. Hoe kan Hij zo’n onmenselijke daad goed praten? Vermoedelijk speelde voor de schrijver van het verhaal iets anders mee. Hij wil er naartoe dat God ook voor een arme, verstoten slavin hetzelfde doet als voor zijn eigen mensen… Zijn genade en barmhartigheid gaat over de vertrouwde grenzen van het eigen volk heen. Al worden die grenzen wel gesanctioneerd.

14 Abraham voorzag Hagar de volgende morgen van brood en een zak water, zette het kind op haar schouder en zond hen weg. Maar onderweg verdwaalde zij in de woestijn van Berseba.
15 Toen de waterzak leeg was, legde zij het kind onder een struik
16 en ging op een boogschot afstand zitten, want zij dacht: ‘Ik kan mijn kind niet zien sterven.’ Ze bleef daar zitten en schreide luid.
17 God hoorde het schreien van de jongen en de engel van God riep uit de hemel tot Hagar: ‘Wat is er, Hagar? Wees niet bang, want God heeft in zijn verblijf het schreien van uw kind gehoord.

Dit is een belangrijke pointe in het verhaal. God hóórt het schreien, ook dat van anderen dan van zijn eigen volk! God doet met anderen hetzelfde als wat Hij voor zijn eigen mensen doet.

18 Sta op, neem de jongen en houd hem goed vast, want Ik zal een groot volk van hem maken.’
19 Toen opende God haar ogen, zodat zij een waterput zag; zij vulde de zak weer met water en gaf de jongen te drinken.
20 En God beschermde de jongen. Toen hij groot was geworden, leefde hij in de woestijn en werd een ervaren boogschutter.
21 Hij ging wonen in de woestijn van Paran, en zijn moeder koos voor hem een vrouw uit Egypte.

Misschien is het wel de bedoeling van het verhaal dat wij concluderen: eind goed al goed. Belangrijker is het waarschijnlijk te concluderen dat God zijn genadegaven geeft aan wie ze nodig hebben. En ook dat Hij recht schrijft op kromme lijnen. Ook al maken wij fouten, Hij probeert dat met zijn genadegaven goed te krijgen. Sterker nog: Hij blijft ondanks de wandaad óók de God van Abraham en Sara, zoals Hij ook de God blijkt te zijn van Hagar en Ismaël.

Misschien is dat er ook wel de reden van dat Hagar uiteindelijk op de heiligenkalender terecht is gekomen. Betekenisvol is haar feestdag geplaatst vlak vóór kerstmis, vlak vóór de komst van de Messias, die niet alleen Messias wilde zijn voor zijn eigen mensen, maar voor álle mensen.


Bronnen
[103a; Dries van den Akker s.j./2007.11.30]

© A. van den Akker s.j.

VoorwoordHoe wordt men heilige?
© AuteursrechtWoordenboek
LeeswijzerGastenboek
Bronnen