× 
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.

Sluit het venster om te blijven.

           
welkom menu contact zoeken
HeiligenkalenderHeiligen op naamPatroonheiligenHedendaagse namenMeer...
 Pater Dries van den Akker s.j., de auteur van de hagiografieën, overleed 30 oktober 2022
† 6e eeuw vóór Christus  Chananja van Babylon met Misaël en Azarja

Info afb.

Chananja (ook Ananias of Sadrak) van Babylon; martelaar, tezamen met Misaël (ook Mesak) en Azarja (ook Abednego of Azarias); † 6e eeuw vóór Christus.

Feest 16 & 17 (oosterse kerk, tezamen met de profeet Daniël) december

In het eerste hoofdstuk van het boek Daniël wordt verteld, hoe de Babylonische koning Nebukadnessar Jeruzalem veroverde en vele gevangenen met zich meevoerde naar Babylon. Dat gebeurde rond 587 vóór Christus. Thuis liet de koning uit elk van de door hem onderworpen volken een aantal jongemannen uitkiezen, die hij een opleiding gaf tot zijn persoonlijke slaven. Uit het volk der Judeeërs koos hij de jongemannen Daniël, de profeet, die hij de naam Beltesassar gaf; Chananja, die hij Sadrak noemde; Misaël, omgedoopt tot Mesak; en tenslotte Azarja, voortaan Abednego genaamd.
[Daniël 01,01-08]

Het boek Daniël vertelt hoe deze jongemannen trouw vasthielden aan God en zijn geboden, zelfs als dat gevaar voor eigen leven met zich meebracht. Telkens bleek, dat zij met kop en schouders boven de anderen uitstaken. Dat kwam door hun trouw aan de ware God. Dat drong zelfs door tot Nebukadnessar. Daarover vertelt het beroemde verhaal van de drie jongemannen in de vuuroven.

- Daniel 03,01-30: de drie jongemannen in de vuuroven -

01 Eens liet koning Nebukadnessar een gouden beeld maken van zestig el hoog en zes el breed en het oprichten in de vlakte van Dura in de provincie Babel.
02 Vervolgens riep koning Nebukadnessar de satrapen, gouverneurs, landvoogden, staatsraden, schatmeesters, rechters, politiebeambten en allen die met het bestuur der provincies belast waren bijeen voor de inwijding van het beeld, dat koning Nebukadnessar had opgericht.
03 Daarop kwamen de satrapen, gouverneurs, landvoogden, staatsraden, schatmeesters, rechters, politiebeambten en allen die met het bestuur der provincies belast waren bijeen voor de inwijding van het beeld, dat koning Nebukadnessar had opgericht. Toen ze voor het beeld stonden dat Nebukadnessar had opgericht,
04 riep een heraut met krachtige stem: "Volken, naties en talen: u wordt bevolen
05 u neer te werpen en het gouden beeld dat koning Nebukadnessar heeft opgericht te aanbidden, zodra u de muziek hoort van hoorn en fluit, van citer, luit en harp, van doedelzak en allerlei andere muziekinstrumenten.
06 Wie zich niet in aanbidding neerwerpt, wordt op staande voet in het laaiende vuur van een oven geworpen."
07 Zodra de volken, naties en talen dan ook de muziek hoorden van hoorn en fluit, van citer, luit en harp en van allerlei andere muziekinstrumenten, wierpen ze zich ter aarde en aanbaden het gouden beeld dat koning Nebukadnessar had opgericht.
08 Op dat ogenblik kwamen enige Chaldeeën naar voren en beschuldigden de joden ervan, het bevel van de koning te hebben overtreden.
09 Ze richtten zich tot koning Nebukadnessar met de woorden: "De koning leve in eeuwigheid!

10 Koning, u hebt bevolen dat allen bij het horen van de muziek van hoorn en fluit, van citer, luit en harp, van doedelzak en allerlei andere muziekinstrumenten zich ter aarde zouden werpen en het gouden beeld aanbidden,
11 en dat ieder die zich niet in aanbidding neerwerpt in het laaiende vuur van een oven geworpen zal worden.
12 Nu zijn hier enige joden, die u met het bestuur van de provincie Babel belast hebt, Sadrak, Mesak en Abednego: deze mannen, koning, storen zich niet aan uw bevel; uw god vereren zij niet en het gouden beeld dat u hebt opgericht aanbidden ze niet."
13 Nebukadnessar ontstak in heftige toorn en beval Sadrak, Mesak en Abednego voor te brengen. Toen die mannen voor de koning waren geleid,
14 vroeg Nebukadnessar hun: "Is het waar, Sadrak, Mesak en Abednego, dat jullie mijn god niet vereren en het gouden beeld dat ik heb opgericht niet aanbidden?
15 Welnu, zijn jullie misschien nu bereid om bij het horen van de muziek van hoorn en fluit, van citer, luit en harp, van doedelzak en allerlei andere muziekinstrumenten je neer te werpen en het beeld te aanbidden dat ik gemaakt heb? Weigeren jullie dat, dan worden jullie op staande voet in het laaiende vuur van een oven geworpen en welke god zal jullie dan uit mijn macht kunnen bevrijden?"
16 Sadrak, Mesak en Abednego gaven de koning ten antwoord: "Nebukadnessar, wij vinden het niet nodig op uw vraag een antwoord te geven.
17 Als er een god is die dat kan, dan is het onze God die wij vereren: Hij is in staat ons te bevrijden uit het laaiende vuur van een oven en Hij zal ons ontrukken aan uw greep, koning.
18 Maar de koning zij ervan overtuigd, dat, ook als God ons niet redt, wij uw god niet zullen vereren en het gouden beeld dat u hebt opgericht niet zullen aanbidden."
19 Toen werd Nebukadnessar woedend op Sadrak, Mesak en Abednego en zijn gelaat vertrok; hij gaf bevel de oven zevenmaal heter te stoken dan gewoonlijk
20 en de sterkste kerels uit zijn leger droeg hij op, Sadrak, Mesak en Abednego te binden, en in de laaiende vuuroven te werpen.
21 Toen werden die mannen, gekleed en al, met mantel, rok en muts, gebonden en in het laaiende vuur van de oven geworpen.
22 Maar de mannen die Sadrak, Mesak en Abednego naar boven brachten, werden gedood door de vlammen van het vuur in de oven, die op het uitdrukkelijke bevel van de koning zo heet mogelijk was opgestookt.
23 Maar de drie mannen, Sadrak, Mesak en Abednego, waren gebonden in het laaiende vuur van de oven geworpen.
24 Toen Nebukadnessar hun lofzang hoorde, was hij een en al verbazing; hij stond ijlings op en zei tot zijn raadsheren: "We hebben toch drie mannen geboeid in het vuur geworpen?" Zij gaven de koning ten antwoord: "Zeker, koning!"
25 Hij hernam: "Maar ik zie vier mannen ongeboeid en zonder letsel zich in het vuur bewegen; de vierde gelijkt op een godenzoon."
26 Daarop ging Nebukadnessar naar de deur van de laaiende oven en riep: "Sadrak, Mesak en Abednego, dienaren van de allerhoogste God, kom eruit!" Toen kwamen Sadrak, Mesak en Abednego uit het vuur te voorschijn.
27 De satrapen, gouverneurs, landvoogden en raadsheren van de koning verdrongen zich rond die mannen en zagen dat het vuur hun lichamen niet had gedeerd; zelfs het haar op hun hoofd was niet geschroeid, hun mantels waren nog ongeschonden en er hing zelfs geen brandlucht om hen.
28 Toen nam Nebukadnessar het woord en zei: "Geloofd zij de God van Sadrak, Mesak en Abednego: Hij heeft zijn engel gezonden om zijn dienaren te redden, die vol vertrouwen op Hem het bevel van de koning hebben overtreden en hun lichamen hebben prijsgegeven, omdat ze geen god wilden vereren of aanbidden dan hun eigen God.
29 Daarom wordt door mij het volgende besluit uitgevaardigd: Ieder tot welk volk, tot welke natie of taal hij ook behoort, die oneerbiedig durft te spreken over de God van Sadrak, Mesak en Abednego, wordt in stukken gehouwen en van zijn huis wordt een puinhoop gemaakt; er is immers geen andere god wiens macht om te redden zo groot is."
30 Aan Sadrak, Mesak en Abednego gaf de koning aanzienlijke posten in de provincie Babel.
[Willibrodvertaling,1975]

Volgens Cyrillus van Alexandrië († 444; feest 28 januari) zijn Daniël en zijn drie vrienden heel oud geworden. Uiteindelijk stierven zij toch de marteldood omwille van hun geloof: zij werden met het zwaard onthoofd. De legende vertelt daar nog over dat, toen Chananja werd onthoofd, Azarja zijn hoofd vasthield; toen Azarja werd onthoofd, hield Misaël diens hoofd vast; bij Misaëls onthoofding hield Daniël zijn hoofd vast. De vier stoffelijke resten werden door een engel van Babylon naar de berg Gebal in Israël overgebracht en daar onder een rots begraven.

Volgens de overlevering stonden zij op uit de dood toen Jezus stierf aan het kruis waarbij zij verschenen aan vele mensen. Inderdaad schrijft Matteus in zijn evangelie, hoe op het moment van Jezus' dood de aarde beefde en de rotsen spleten. 'De graven gingen open en de lichamen van vele heilige mensen die ontslapen waren, stonden op. Na zijn verrijzenis kwamen zij uit de graven en gingen naar de heilige stad waar zij aan velen verschenen' (Matteus 27,52-53). De traditie van de oosterse orthodoxie past deze verzen dus onder meer toe op de profeet Daniël en zijn drie vrienden.

Verering & Cultuur
De drie jongelingen worden in de oosterse traditie ook wel 'de drie kinderen' of ‘de drie jongelingen’ genoemd. Daar worden zij ook vereerd als heilige genezers.
Zij worden afgebeeld met een Frygische muts (teken van wijsheid); met een salamander (men dacht dat deze in vuur leefde en vergeleek dit dier met Ananias); met een vuuroven, in gezelschap van een engel in tunica en pallium.


Bronnen
[000»jrb; 139; 140/12p:97; 500; Dries van den Akker s.j./2007.11.27]

© A. van den Akker s.j.

VoorwoordHoe wordt men heilige?
© AuteursrechtWoordenboek
LeeswijzerGastenboek
Bronnen