× 
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.

Sluit het venster om te blijven.

           
welkom menu contact zoeken
HeiligenkalenderHeiligen op naamPatroonheiligenHedendaagse namenMeer...
 Pater Dries van den Akker s.j., de auteur van de hagiografieën, overleed 30 oktober 2022
† ca -1700  Abraham Aartsvader

Info afb.
Onder: Gastvrijheid

Abraham, Aartsvader & Vader van alle gelovigen, Hebron, Kanaän; tezamen met Sara, aartsmoeder; † ca 1700 vóór Christus

Feest 20 januari & 28 maart & 9 oktober & 20 december (vooral in Frankrijk: samen met Isaak en Jakob).

Met Abraham begint de geschiedenis van het Joodse volk als gemeenschap van gelovigen. Op dat moment heet hij dan nog Abram. Hij geldt als de stamvader van het volk én van het geloof, zoals dit in de bijbel beleefd en beschreven wordt en waarin zich tot op de dag van vandaag joden en christenen herkennen. Daarnaast beschouwen ook de moslims hem als hun stamvader.
Hij was afkomstig uit Haran aan de bovenloop van de Eufraat en de Tigris in Mesopotamië. Op goed geluk trok hij vandaar weg in de verwachting elders een nieuw land te vinden. Beroemd is de eerste zin van de bijbelse heilsgeschiedenis waarin dit staat opgetekend:

"JHWH (= God) zei tot Abram: 'Trek weg uit uw land, uw stam en uw familie, naar het land dat Ik u aan zal wijzen. Ik zal een groot volk van u maken. Ik zal u zegenen en uw naam groot maken, zodat gij een zegen zult zijn. Ik zal zegenen die u zegenen, maar wie u veracht zal ik vervloeken. Door u zal zegen komen over alle geslachten op aarde.'
Toen trok Abram weg, zoals de Heer hem had opgedragen..."

[Genesis 12,01-04]

In deze houding van gehoorzaamheid aan het woord van God weerspiegelt zich de bijbelse levensinstelling en geloofshouding.
De verdere lotgevallen van Abraham staan beschreven in het bijbelboek Genesis, hoofdstuk 12 t/m. hoofdstuk 23). Beroemde verhalen daaruit zijn o.a.:
- zijn ontmoeting met de hogepriester Melchisédek (Genesis 14,17-24);
- hoe Abraham op aanwijzing van God de besnijdenis invoert als symbool van verbondstrouw (een gebaar dat de joden door de geschiedenis heen hebben bewaard tot heden: Genesis 17,01-14)
- het bezoek van de drie mannen (engelen) die hem en zijn vrouw Sara ondanks hun hoge leeftijd een eerste eigen kind in het vooruitzicht stellen (Genesis 18,01-15). Dit tafereel is bijzonder geliefd in de oosterse kerk en op talrijke iconen afgebeeld;
- hoe Abraham bij God pleit om de verwoesting van Sodom en Gomorra tegen te gaan; hoe hij afpingelt van 50 naar 10 rechtvaardigen die toch genoeg moeten zijn om de steden van de ondergang te redden: gebed als onderhandeling op zijn oosters!
- hoe Abraham zijn enige, geliefde zoon Isaak weer aan zijn God moet gaan opofferen; hoe hij daarbij ontdekt dat deze God - in tegenstelling tot die uit de omringende landen en culturen - geen mensenoffers wil. Hij vraagt van je temidden van de mensen zijn eigenschappen te laten zien: barmhartigheid, naastenliefde, gerechtigheid, betrouwbaarheid (Genesis 22,01-15);
- en tenslotte hoe hij met veel tederheid, zorg en verdriet de begrafenis van zijn vrouw Sara regelt (Genesis 23).

Naast aartsvader Abraham neemt zijn vrouw Sara een belangrijke plaats in als aartsmoeder van het geloof. In de eerste tijd heette Abraham nog Abram en zijn vrouw Saraï. Volgens het bijbelboek Genesis zou God tot Abram het woord hebben gericht: "Trek weg uit je vaderland en van je familie, en ga naar het land dat Ik je wijzen zal" (Genesis 12,01-04). Wat dit voor zijn vrouw Sara betekend moet hebben, wordt niet verteld. Maar op afbeeldingen zien we haar naast Abraham voortgaan.
Sara kon geen kinderen krijgen. Om toch van toekomst verzekerd te zijn, verwekte Abraham op advies van Sara een zoon bij zijn slavin Hagar; zij baarde gezeten op Sara’s schoot. Dat leverde Sara echter veel pesterijen op van de kant van de slavin. En zij beklaagde zich bij haar man.
Beroemd is het verhaal over het bezoek van de drie mannen aan Abraham. Hij en Sara zijn intussen oud geworden. Het verhaal zegt dat het Sara niet meer ging naar de wijze der vrouwen: haar menstruaties waren opgehouden.

Eerst krijgen de drie mannen lekker te eten. Op last van Abraham heeft Sara daar voor gezorgd. Daarna trekt zij zich terug in de tent en laat de mannen, zoals toen gebruikelijk was, met elkaar achter. De drie mannen voorspellen op dat moment dat Abraham volgend jaar een eigen zoon zal hebben bij Sara. Die kan een hartelijk lachen niet onderdrukken, want ze staat achter het tentdoek te luisteren. Daarop vragen de mannen aan Abraham:
"Waar is Sara, uw vrouw?"
Abraham antwoordt met een knikje in haar richting:
"In de tent."
"Waarom heeft ze dan gelachen?"
En Sara zegt verschrikt uit de tent:
"Nee hoor, ik heb niet gelachen."
Maar de mannen zeiden:
"Jawel, u hebt wel gelachen" (Genesis 18,01-15).
Een jaar later werd er inderdaad een zoon geboren: eigen toekomst. Zijn naam? Isaak, oftewel Jits-chaäk: dat is 'God zal lachen'...

Het kind van Hagar, Ismaël is nu niet langer stamhouder. Sara zet haar slavin alle pesterijen betaald door van Abraham te eisen dat hij haar met kind en al de woestijn instuurt. Dat was zo goed als een doodvonnis. Abraham kan niet tegen Sara op en stemt toe, met tegenzin. Het is dan ook bepaald niet aan deze twee te danken dat Hagar en Ismaël het er tenslotte toch levend van afbrengen (Genesis 21).

Sara sterft tenslotte op hoge leeftijd, 127 jaar oud. Abraham koopt in het Land Kanaän een akker om haar te begraven (Genesis 23), de eerst eigen grond van het uitverkoren volk in het Land.
De schaduw van Sara gaat in de verhalen over de aartsvaders nog één keer voorbij op het moment dat Isaak een vrouw gevonden heeft. Dan staat er tot besluit van het verhaal: "Zo vond hij troost voor het verlies van zijn moeder" (Genesis 24,67).
In het Nieuwe Testament wordt naar haar verwezen als een voorbeeld van geloof (Hebreeën 11,11) en van echtelijke trouw (1 Petrus 3,6).
Volgens de bijbelse overlevering is Abraham hij hondervijfenzeventig jaar oud geworden. Hij werd begraven in een door hem gekocht familiegraf bij de grot van Hebron (El Chalil). Hier had hij al een aantal jaren tevoren zijn vrouw Sara begraven; het zou ook de laatste rustplaats worden van zijn zoon Isaak en diens vrouw Rebekka, alsmede van zijn kleinzoon Jakob en zijn vrouw Lea.

Verering & Cultuur
Bijna 2000 jaar later heeft in het jodendom van Jezus' dagen de overtuiging postgevat dat de joden die goed geleefd hebben, worden opgenomen in de schoot van Abraham. Dat blijkt bv. uit Jezus' verhaal van Lazarus en de rijke vrek, waarin verteld wordt dat de arme Lazarus na zijn dood wordt opgenomen in Abraham's schoot (Lukas 16,19-31). Op die manier begint Abraham de trekken aan te nemen van God, de Vader...

Abraham is in een aantal Nederlandse spreekwoorden en zegswijzen terechtgekomen:
1 In Abraham's schoot zitten = het naar de zin hebben; goed zitten;
2 Weten waar Abraham de mosterd haalt = goed op de hoogte zijn;
3 Abraham gezien hebben = 50 jaar geworden zijn;
4 Abrahammetje spelen = halve waarheden vertellen om zich uit een benarde situatie te redden.

In de Nederlandse taal leeft Sara voort in de zegswijze: 'Zij is een Sara'. Dat wordt gezegd van een vrouw die op tamelijk gevorderde leeftijd nog een kind krijgt.
Omdat het bij mannen gebruik is om op 50-jarige leeftijd een Abraham te geven (omdat in Johannes 08,57 tegen Jezus wordt gezegd: "U bent nog geen 50 jaar en gij hebt Abraham al gezien?" - Vijftig jaar is dan symbolisch voor een voltooide mannenleeftijd; te vergelijken met bij ons de pensioengerechtigde leeftijd van 65), biedt men tegenwoordig ook vrouwen op 50-jarige leeftijd een overeenkomstig geschenk aan: een Sara.


Abraham
'Kiezen voor Uitkomst ten Goede'

Hoe moet het toch geweest te zijn te leven in een tijd dat er nog geen bijbels waren? En ook geen bijbelverhalen? Ooit moet het begonnen zijn. Ooit was iemand de eerste. Abraham. Hoe is hij onze God op het spoor gekomen?

Wij hebben het veel gemakkelijker. Wij lezen of horen de verhalen. We geloven ze of geloven ze niet. We denken erover na. Gebruiken ze om onze eigen geloofservaring en levenswijsheid reliëf mee te geven. Maar hoe moet dat, als je dat allemaal nog niet bij de hand hebt?

Wat moest er, menselijkerwijs gesproken, in het leven van Abraham gebeuren, wilde hij daarin God herkennen? En dat niet alleen: hij moest ook voor die God kiezen. Want hij leefde in een wereld die barstte van de goden.

We hebben nauwelijks notie van het geestesleven in die tijd. Hoe vanzelfsprekend was de aanwezigheid van goden in het maatschappelijke leven? En hielden goden zich ook bezig met de gewone man? Hoe dachten en leefden de mensen? In onze cultuur is het bv. vanzelfsprekend voor alles een materiële oorzaak te vinden. Bij rampen en branden, bij natuurverschijnselen en defecten: wij blijven zoeken tot we de oorzaak gevonden hebben. Was dat in de cultuur van Abraham, zo'n vierduizend jaar geleden, ook zo? Of was het toen juist gewoon voor alles een geestelijke oorzaak te zoeken? Zaten de goden overal achter? Ik weet het niet.

Toch wil ik zoeken naar een antwoord op mijn vraag: "Wat moest er gebeuren, wilde Abraham zeggen: 'Kijk dat is een signaal van mijn God'?" Ik heb zijn verhalen en mijn eigen levenservaring als hulpmiddelen. Daar moet ik het mee doen.

Om maar met de deur in huis te vallen. Als ik Abraham's verhalen goed versta, herkende hij zijn God op het moment dat zich in een uitzichtloze situatie een plotselinge uitkomst ten goede voordeed. God als uitkomst ten goede.

Tot op hoge leeftijd hadden hij en zijn vrouw Sara geen eigen kinderen. Dat was niet alleen een bron van verdriet en frustratie, maar in die cultuur bracht het ook met zich mee, dat ze geen oude-dagsvoorziening hadden. Nee, het betekende vooral, dat ze geen toekomst hadden. Dit bejaarde echtpaar, dat allang over de leeftijd van kinderen-krijgen heen was: het waren eigenlijk al dode mensen. Want ook wij weten nog: wie de jeugd, heeft de toekomst.

In die uitzichtloze situatie zit Abraham op het heetst van de dag bij de ingang van zijn tent. Voor zich uit te staren de woestijn in. Ook al zo'n loos gebaar. Want wat kun je nou op zo'n dood moment van de dag verwachten? De mensen zitten in hun tenten en houden hun siësta. Maar Abraham kijkt uit over de lege woestijn. Symbool van zijn bestaan. Tot zijn en onze verbazing duiken er juist op dat moment drie heren op. Abraham begroet ze met de woorden: "Wees zo goed, Heer, uw dienaar niet voorbij te gaan." Hij mobiliseert zijn vrouw en zijn slaven en onthaalt zijn gasten vorstelijk. Tijdens de maaltijd vragen zij naar zijn vrouw Sara en zeggen: "Volgend jaar om deze tijd zal Sara, uw vrouw, een zoon hebben." Sara stond stiekem achter de voorhang van de tent mee te luisteren en moest zelfs een beetje grinniken: "Zal ik dan nog de liefde bedrijven met mijn heer op zijn oude dag?" De gasten hebben het gehoord en vragen aan Abraham, waarom Sara lacht. Door de tent heen ontkent Sara het: "Ik heb niet gelachen." Maar inderdaad werd er een jaar later een kind geboren. De ouders moesten het noemen 'Jitscha'ak': dat betekent 'Hij zal lachen'. De verteller laat in het midden of die 'hij' God is, Abraham of dat kind zelf.

In die drie mannen hebben hij en Sara achteraf iets van God herkend: een onverwachte uitkomst ten goede. En zo hebben ze later ook het verhaal verteld. Wanneer we het vanuit dat perspectief nog eens herlezen, valt ons de dubbele betekenis op van het woord dat Abraham bij de begroeting van zijn gasten spreekt: "Wees zo goed, Heer, uw dienaar niet voorbij te gaan." Een gebed, dat elke gelovige dagelijks zou kunnen bidden!

Maar misschien zien we het belangrijkste gegeven in het verhaal toch over het hoofd. Want het is in de bijbel een goede traditie dat Gods mensen worden uitgenodigd met de genade mee te werken. In hun handelen moeten of mogen zij laten zien, dat zij - voor zover het aan hen ligt - mee willen werken aan die uitkomst ten goede. Weliswaar ligt de goede afloop zelf niet in de macht der mensen, maar toch krijgen zij er een onvervangbare rol in. Achteraf moeten zij kunnen zeggen: "Het was maar goed dat we toen dat en dat gedaan hebben. Want als we dat niet gedaan hadden, dan waren we nog altijd geen stap verder geweest." Dat is geloven. Het verlangen in je hart volgen en alvast jouw bijdrage leveren.

Toekomst komt van God. En voor Hem is niets onmogelijk. Da's waar. Maar mensen worden gevraagd daarin te geloven! Hoe konden Abraham en Sara bij die verrassende geboorte-aankondiging van een zoon laten zien dat zij hun aandeel leverden in het geloof aan die uitkomst ten goede? Inderdaad, we spreken over delicate dingen, maar het is Sara zelf die ons erop attendeert: "Zullen wij dan nog liefde beleven op onze oude dag?" Als Abraham en Sara werkelijk geloofd hebben, dat er een onverwachte uitkomst mogelijk was, moeten ze hun bijdrage daaraan geleverd hebben! Ze hebben zichzelf misschien voor gek versleten. Ze hebben dingen moeten doen, die in de ogen van een weldenkend mens volkomen zinloos en zelfs belachelijk waren, maar de hoop won het. Nooit geprobeerd is altijd mis. Je kunt het toch maar nooit zeker weten. Want àls die mannen nu eens meer wisten dan wij...? Ze geloofden en het kind kwam, en het werd hun tot gerechtigheid gerekend.

De God van de onverwachte uitkomst ten goede bestond. Hij had het laatste woord; Hij lachte het laatst. Voortaan zou Abraham voor die God kiezen. Al beloofden alle andere goden gouden bergen. Ik ben er zeker van dat de beroemde openingszin van de Abrahamverhalen eigenlijk de samenvatting is van Abraham's levenservaring: "De Heer sprak tot Abram: "Trek weg uit uw land, uw stam en uw familie, naar een land dat Ik u nog aan zal wijzen..." Vele jaren later zal diezelfde God zijn profeet Jesaja een soortgelijke tekst influisteren: "Ik ga iets nieuws beginnen. Ja, het is al begonnen. Dat je het nog niet in de gaten hebt!?"

Die nieuwe God had nog veel meer voor zijn mensen in petto. Naar de gewoonte van die tijd werden er soms kinderen geofferd. Tot op de dag van vandaag worden er in de oude muren van de stad Jericho urnen met kinderlijkjes opgegraven. Jongens en meisjes van zo'n jaar of twaalf. Waarschijnlijk werden ze in de muren ingemetseld als offergave aan de goden die voor de bescherming van de stad moesten zorgen. Vanuit de gedachtegang: als wij onze toekomst aan de goden offeren, zullen zij in ruil onze toekomst veilig stellen. Wie weet, werd er door de priesters van die godsdienst bij de jaarlijkse feesten of bij dreiging van naderende legers het lot geworpen... De bijbel vertelt in elk geval, dat ook Abraham een keer aan de beurt kwam: "Ga je zoon opofferen."

Wij kunnen ons de wreedheid van God niet voorstellen. Zeker niet, nu we Hem net hebben leren kennen als een onverwachte uitkomst ten goede!? Maar ik stel me voor, dat we in een wereld leven, waar deze god nog nagenoeg onbekend is. En dat zijn mensen hem dienen op de manier zoals dat toen nu eenmaal gebruikelijk was. Zo vereerde je nu eenmaal goden. Iets anders bestond gewoon niet. Was ondenkbaar. Vanuit Gods perspectief gesproken: Hij moest aansluiting vinden bij de toenmalige cultuur. 'Door hun deur naarbinnen' zou Ignatius van Loyola zeggen.

Maar laten we maar vanuit ons menselijk perspectief blijven kijken. En laten we de droefheid voelen achter de woorden: "Ik eis uw zoon voor Mij op. Ga met Isaak, uw zoon, uw enige, die ge liefhebt... " Moet daar in deze omstandigheden zo de nadruk op worden gelegd? Als zout in een wonde? Ja, omwille van de afloop. Want in een cultuur waarin ieder normaal mens kinderen opofferde aan goden, zal deze God zich openbaren als een onverwachte uitkomst ten goede. De verteller voert de spanning steeds hoger op, want 'Isaak zei tot zijn vader Abraham: "Vader." Hij antwoordde: "Hier ben ik, mijn jongen." Isaak zei: "Nu hebben we wel vuur en hout, maar waar is het offerdier?"' Zal Abraham niet even geslikt hebben, voor hij zei: "Daar zal God zelf wel voor zorgen, mijn jongen"? Nog hoger wordt de spanning opgevoerd, want Abraham bindt zijn jongen zelfs vast en strekt al zijn hand uit naar het offermes... Dan klinkt de stem van de Onverwachte Uitkomst Ten Goede: "Ik ben niet een god zoals al die omringende goden. Ik wil geen mensenlevens. En als ik al mensenlevens wil, dan alleen maar als middel om te laten zien hoe Ik ben: barmhartig, liefdevol, bezorgd om hulpbehoevende mensen... Een mensenleven als afbeelding van Mijzelf!"

En zo zal vanaf dat moment Isaak een eigen band hebben met deze God. Daarom vindt Abraham het ook zo belangrijk dat de vrouw van zijn zoon dezelfde weg gaat die hijzelf gegaan is. Hij stuurt dan ook zijn meest trouwe dienaar terug naar zijn land van herkomst en zegt hem alleen met een meisje terug te komen, dat bereid is vader en moeder te verlaten om zich toe te vertrouwen aan iets nieuws, aan het onbekende... Dat moet die dienaar zelfs zweren bij Abraham's toekomst! Gesymboliseerd in het gebaar van de hand onder de heup. Want de vrouw van zijn zoon moet en zal een gelovige zijn.

[Om nog eens te lezen: Genesis 18,1-15 en 21,1-7; Genesis 12,1; Genesis 22,1-19; Genesis 24; Dries van den Akker s.j./1999.04.01; voor ‘Christelijk Leven’ ]


Abraham Aartsvader
Voor Rond Zending: 2010, oktober. Thema ‘Gastvrijheid’

Het verhaal van Abrahams gastvrijheid staat in het bijbelboek Genesis (18, 1-15):

‘Eens verscheen de Heer aan Abraham bij de eik van Mamre, toen Abraham op het heetst van de dag bij de ingang van zijn tent zat. Hij sloeg zijn ogen op en zag plotseling drie mannen voor zich staan. Meteen liep hij van de ingang van zijn tent naar hen toe. Hij boog diep en zei: "Wees zo goed heer, uw dienaar niet voorbij te gaan. Ik zal water laten halen; was uw voeten en rust hier onder de boom. Nu u bij uw dienaar bent, zal ik brood voor u halen om u te sterken voor uw verdere reis." Zij zeiden: "Heel graag." Abraham ging haastig de tent in naar Sara en zei: "Neem gauw drie schepel fijn meel, kneed het en bak er koeken van." Daarna liep Abraham naar de kudde, zocht een lekker mals kalf uit en gaf het aan zijn knecht om het snel klaar te maken. Toen bracht hij hun wrongel en melk, en het kalf dat hij had laten toebereiden, en zette hun dat alles voor; terwijl zij aten bleef hij bij hen staan, onder de boom.

Zijn het drie mannen of is het er één? Christenen hebben vanouds in dit verhaal een toespeling gezien op de Goddelijke Drie-eenheid. Vandaar dat de oosterse christenen de drie mannen vaak afbeelden als engelen met vleugels. Verrassend is dat de kunstenaar de drie met de rug naar ons toe plaatst. Is dat een herinnering aan het verhaal van Mozes? Op een keer vraagt hij of Hij God mag zien. Hij krijgt ten antwoord dat hij het gelaat van God niet kan zien, maar dat hij God van achteren mag zien (Exodus 33,23).

De kleuren van hun vleugels steken opvallend af tegen de rode achtergrond. Enigszins links opzij staat Abraham, de handen rusten op zijn schoot. Hij kijkt toe of alles naar wens is. Nog meer naar links zien wij juist Sara te voorschijn komen; zij draagt een schaal met voedsel. Vergeten we niet dat Abraham en Sara hoogbejaard zijn. De inspanningen voor hun gast(en) op het heetst van de dag zijn niet vanzelfsprekend en zullen veel van hen gevraagd hebben.

Rechts boven in een cirkel zien wij hoe Abraham omringd wordt door de drie engelen. Hij heeft ze zojuist begroet en gaat ze voor naar zijn tent. Zijn begroeting is prachtig en zou mijn dagelijks gebed kunnen zijn: “Wees zo goed heer, uw dienaar niet voorbij te gaan.” Ook daar heeft de kunstenaar Abraham afgebeeld met de handen voor zijn schoot. Is dat een verwijzing naar de belofte die de drie mannen straks zullen doen: “Over een jaar kom ik bij u terug: dan zal Sara een zoon hebben.” En dat op hun hoge leeftijd!? Maar het is alsof de gast aan Abraham en Sara duidelijk maakt dat hun gastvrijheid vruchtbaar is en nieuw leven zal voortbrengen.

De schrijver van de brief aan de Hebreeën heeft vast aan dit verhaal gedacht, toen hij schreef: “Vergeet de gastvrijheid niet; door haar hebben sommigen zonder het te weten engelen onthaald.”

De kunstenaar heeft dit hele verhaal weergegeven tegen een warm rode achtergrond. De gloed van de liefde.


Bronnen
[014; 016; 101a; 102; 104; 500; Dries van den Akker s.j./2007.09.29]

© A. van den Akker s.j.

VoorwoordHoe wordt men heilige?
© AuteursrechtWoordenboek
LeeswijzerGastenboek
Bronnen