× 
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.

Sluit het venster om te blijven.

           
welkom menu contact zoeken
HeiligenkalenderHeiligen op naamPatroonheiligenHedendaagse namenMeer...
 Pater Dries van den Akker s.j., de auteur van de hagiografieën, overleed 30 oktober 2022
† ca 304  Foy van Conques met Felicianus en anderen

Info afb.

Foy (ook Faith, , Fides of Foi) van Conques (ook van Agen), Frankrijk; martelares met bisschop Caprasius, haar zus Alberta (ook Albertina), Primus met zijn broer Felicianus en nog anderen; (eind 3e eeuw of) ca 304.

Feest 6 oktober.

Geschiedenis
Zij was een jong meisje uit Agen. Daar onderging ze ten tijde van keizer Maximianus Hercules (deze was keizer van 286 tot 305) de marteldood onder stadhouder Dacianus. Zij werd op een rooster verbrand en vervolgens onthoofd.
De legende noemt naast haar nog de namen van bisschop Caprasius, haar zus Alberta (of Albertina), de broers Primus en Felicianus en nog een groot aantal dat door de massa werd gelyncht. Wij laten hieronder de legende volgen.

Legende
[uit: Mrs RUNDLE-CHARLES 'Martyrs and Saints of the First Twelve Centuries. Studies from the Lives of the Black Letter Saints of the English Calender' London, Soc. for Promotion Christian Knowledge, 1893 Third Edition]

Vanuit Spanje hadden de eerste missionarissen het geloof in Christus ook in Agen geplant. Maar Dacianus volgde dezelfde route. Nadat hij de christenen in Spanje meedogenloos had vervolgd en gemarteld, drong hij nu het zuiden van Frankrijk binnen. In Agen dreigde hij iedere christengelovige te doden die de Romeinse goden niet de verschuldigde eer bracht. En hij liet alvast de martelwerktuigen zien, die hij al eerder in Spanje had gebruikt. De christenen werden vervuld van afschuw en zij vluchtten naar een naburige heuvel, de St-Vincentiusheuvel. Deze Vincentius was kort tevoren door toedoen van dezelfde Dacianus de marteldood gestorven in Valencia († 304; feest 21 januari). Zij verborgen zich in een spelonk vlak onder de top; deze was omgeven door grote rotsblokken. Bisschop Caprasius was meegegaan om bij zijn kudde te zijn en zijn mensen te beschermen.

En zo kwam het dat op de schouders van een twaalfjarig meisje, een kind nog eigenlijk, de verantwoording kwam te rusten om te getuigen van het geloof en de hoop, die Jezus zijn mensen geeft. Eens te meer 'had God het zwakke uitgekozen om het sterke te beschamen'. Zij was van adellijke bloede; de schoonheid van haar ziel overtrof huizenhoog de schoonheid van haar lichaam. Van de wieg af had zij haar Verlosser bemind, en nooit van haar leven had ze een andere God willen dienen.

Zij was in de stad achter gebleven. Nu moest zij voor Dacianus verschijnen. Onderweg tekende zij zichzelf met het kruisteken, op wenkbrauwen, lippen en borst, juist als bij haar doop. En zij bad: "Heer Jezus, u vergeet nooit degenen die u om hulp roepen. Help uw dienares en leg woorden op mijn lippen, waarmee ik waardige antwoorden weet te geven op de vragen die mij ten overstaan van die tiran gesteld zullen worden."
"Hoe heet je?" vroeg Dacianus.
"Ik heet Geloof" (Fides), antwoordde ze.
"En je godsdienst...?"
"Ik ben van kinds af aan christen. Ik dien mijn Heer Jezus met hart en ziel."
"Maar nu moet je offeren voor onze goden, anders zul je gemarteld worden tot je er dood bij neervalt."
"Onbewogen aanhoorde zij deze dreigementen. Haar blik gericht op de hemel sprak zij luid en duidelijk: "In de naam van onze Heer Jezus Christus: nooit zal ik offeren aan uw goden; ik ben bereid er elke marteling voor te ondergaan."
Net als Vincentius werd zij op een martelbed uitgestrekt, een bronzen plaat waaronder een houtvuur werd aangestoken. [Volgens andere bronnen werd zij eerst nog gegeseld en kneep men haar borsten af met nijptangen].
Maar het publiek kreeg medelijden, toen het zag hoe moedig dit jonge, adellijke meisje de martelingen onderging. En zij riepen:
"Wat een wreedheid, wat een onrecht om zo'n jong kind van een aanzienlijke familie zo te martelen, terwijl ze niks verkeerds heeft gedaan; ze heeft geen onvertogen woord gezegd; het enige wat ze gedaan heeft is dat zij haar eigen God wil aanbidden."
En die dag sloot zich een grote menigte bij de christengelovigen aan, van wie de namen niet staan opgetekend: zij verwierven allemaal de martelaarspalm. [De kleine Foy werd uiteindelijk het hoofd afgeslagen].

Maar op de top van de berg was Caprasius voortdurend met zijn hart bij de christenen die in de stad waren achtergebleven. In een visioen kreeg hij te zien hoeveel het meisje Foy moest lijden. Toen hij haar in zijn gebeden bij God aanbeval, zijn blik gericht op de hemel, zag hij plotseling hoe zij een kroon droeg van de kostbaarste edelstenen, die schitterend het licht weerkaatsten in allerhande kleuren. En vanuit de wolken daalde een duif naar haar af, die neerstreek op haar hoofd; en van onder de gespreide vleugels van de duif daalde een zachte dauw neer die de vlammen doofden.
Toen besefte de bisschop dat zijn plaats was tussen degenen die dat lijden moesten ondergaan. Hij daalde dus af naar de stad. Onderweg kwam hij zijn moeder tegen die hem moed insprak en op het hart drukte het lijden voor de Heer op zich te nemen. Ter voorbereiding sprak hij eerst nog een eerlijke biecht.
Het hart van vele heidense mensen werd door de gruwelijke vervolgingen en het geduld van de martelaren tot het christendom gebracht. Drommen kwamen naar de tempel van de Romeinse godin Diana om daar te vertellen dat ze niet wilden offerden, wat hun kwam te staan op de doodstraf door onthoofding. Bovendien werden er nog velen gelyncht tijdens een onverhoedse aanval van een groep heidenen die zich door Dacianus hadden laten opstoken.

Verering & Cultuur
Bezijden de grote wegen bleef zij een tamelijk onbekende heilige tot aan de 9e eeuw (genoemd worden 866 en 883), toen haar relieken werden overgebracht naar Conques. Hoe dat ging, staat zorgvuldig opgetekend..

[uit: David SOX 'Relics and Shrines' London/Boston/Sydney, George Allen & Unwin, 1985. ISBN 0-04-200045-9; pp.42-44]

Tot dat moment was Conques een onbetekenend plaatsje en dat stak. Andere steden bewaarden relieken van grote heiligen, die pelgrims trokken. Dat deed het geestelijk leven bloeien en bracht geld in het laatje. Kijk maar naar Tours met Martinus, Autun met Nazarius (Nazaire), Vézelay met Maria Magdalena, Poitiers met Hilarius, ach er waren zo veel plaatsen dat opsommen onbegonnen werk was. Maar Conques hoorde daar niet bij.
Totdat in 855 twee monniken, Hildebert en Audald, naar Valencia trokken om daar stiekem de heilige resten van de martelaar Vincentius weg te halen. Ze liepen daar toch alleen maar gevaar vanwege de onchristelijke Moren die op dat moment Spanje onveilig maakten. Juist zo hadden in de 9e eeuw Venetianen het gebeente van de evangelist Marcus weggehaald uit het door Moren bezette Alexandrië in Egypte, en in 1087 hadden inwoners van Bari Sinterklaas gestolen in Myra in Zuidwest-Turkije dat al evenzeer in handen was van de Saracenen. Maar op de terugweg naar huis werden de beide vrome dieven door de kerkelijke overheden van Zaragoza betrapt met de heilige beenderen in hun bagage. Ze moesten ze afstaan met als gevolg dat Zaragoza sindsdien de relieken van deze grote heilige herbergt en Conques nog steeds met lege handen stond.
Vijftien jaar later wisten andere monniken dan toch het gebeente van een andere heilige Vincentius weg te nemen, die van Pompejac vlakbij Agen.
Helaas trokken zij niet de minste aandacht van de gelovigen. Maar tijdens hun onderneming hadden de monniken gezien hoe in Agen de relieken van Sainte Foy grote verering genoten. Talrijke wonderverhalen deden over haar de ronde. 'Omwille van het heil van de omgeving en de verlossing van de inwoners van Conques' ontwikkelden de monniken een slim plan om Sainte Foy in hun midden te krijgen. Ze zouden er niet rechtstreeks op aftrekken om ze grofweg te stelen. Ze gingen met beleid te werk. Ze kozen uit hun midden een zekere Ariviscus (ook wel Aronside genoemd) om het plan ten uitvoer te leggen, want zo zegt een verslag "hij bezat oneindig veel tact en had een talent om mensen en situaties naar zijn hand te zetten".
Ariviscus deed net of hij een gewoon priester was die zich aan wilde sluiten bij de monniken die Sainte Foy in hun midden hadden en dus haar bijzondere bescherming genoten. Zonder argwaan te koesteren nam de gemeenschap hem op. Ze vroegen zelfs niet hoe hij hier zo toe gekomen was, en waarom precies Sainte Foy, want er waren immers talloze andere heiligen, sommige nog groter dan hun martelares. Hij was een toonbeeld van vroomheid en toewijding. Zozeer zelfs dat na verloop van tijd de abt hem vroeg de taak op zich te nemen van oppasser van het heiligdom waar ook de kostbare heilige werd bewaard.

Volgens het verhaal zou Ariviscus tien jaar gewacht hebben op het gunstige moment. Dat kwam, nadat de monniken de vigilie van Driekoningen (de avond die voorafgaat aan 6 janauri) zo uitbundig hadden gevierd dat ze 's nachts min of meer laveloos hun roes uit moesten slapen. Ariviscus was alleen overgebleven in de kerk. Op zijn eentje kon hij niet de marmeren dekplaat optillen die het praalgraf afdekte. Vandaar dat hij een gat forceerde in de reliekschrijn, groef langs die weg het gebeente van de heilige martelares op en stopte dat in een aardappelzak.
De volgende morgen ontdekten de monniken wat er gebeurd was en waren verbijsterd, net als de hele stad trouwens. Intussen werd Ariviscus met zijn kostbare last in Conques binnengehaald als een grote held. Sainte Foy werd in plechtige processie naar de plaatselijke kerk van de Verlosser overgebracht. Het verhaal van haar overbrenging werd zorgvuldig opgetekend en telkens weer opnieuw verteld, niet uit schaamte, maar als bewijs van de echtheid van de relieken.

Er werd een prachtige gouden reliekschrijn gemaakt in de vorm van een tronende vrouwe met een kroon op het hoofd; deze herbergde de schedel van de heilige. Vanaf dat moment genoot zij bijzondere verering, daar Conques op de weg lag naar het drukbezochte pelgrimsoord Compostela in West-Spanje. In de 1050 verrees de kloosterkerk die er nog altijd staat. Deze moest groot genoeg zijn om de toeloop van pelgrims te kunnen verwerken. Op het hoogtepunt van haar roem telde de abdij meer dan 900 monniken, tweemaal zoveel als de hele bevolking van het plaatsje zelf.

Sainte Foy werd onder meer aangeroepen door de christenen, die leden onder de verovering van Spanje door de Saracenen. In de kerk wordt een gordijn bewaard dat naar men zegt is samengesteld uit alle ketenen en boeien die door voormalige gevangenen naar Sainte Foy toegebracht waren, uit dankbaarheid voor hun bevrijding die zij aan haar voorspraak toeschreven.
In de loop van de middeleeuwen werd een boek aangelegd, waarin de wonderdaden van Sainte Foy rond haar reliekschrijn werden opgetekend. Zo wordt er verteld dat zij de haren van kale ridder weer deed aangroeien, dat zij een dode ezel ten leven wekte en dat zij een mismaakt meisje veranderde in een beeldschone vrouw.

[uit: Raymond OURSEL 'Routes Romanes; 1. La Route aux Saints. Introductions à la Nuit des Temps 12. Zodiaque; pp.118-119]

Ook wordt verteld hoe een machtig heer in de verderop gelegen streek Velay drie mannen gevangen hield uit Le Puy. Zij riepen in hun nood de Heilige Maagd van Le Puy aan én Sainte Foy, want haar vereerden zij in bijzondere mate. Een voorbijganger, Guibert, probeerde hen te bevrijden. Hij was het afgelopen jaar zelf op pelgrimstocht naar Conques geweest. Maar hij slaagde niet in zijn opzet, integendeel. Die machtige heer kreeg hem te pakken en stak hem de ogen uit. Nu riep Guibert de hulp in van Sainte Foy. Zij verscheen hem in een droom en gaf hem het gezichtsvermogen terug. Waarop hij andermaal uit dankbaarheid een pelgrimstocht ondernam naar haar heiligdom in Conques.

Uit een aantal verhalen krijg je de indruk dat de in goud en edelstenen uitgebeelde Sainte Foy vooral uit was op nog meer sieraden; geen pelgrim kon voorbijgaan zonder iets van zijn kostbaarheden bij haar achter te laten. Haar beeld was dan ook omhangen met de kostbaarste kettingen, ringen, spelden, broches en andere sieraden. Dat bracht een hooggeplaatste, adellijke dame ertoe al haar sieraden thuis achter te laten, toen zij van plan was langs Sainte Foy te gaan...
Zij stond erom bekend dat zij met haar wonderen vaak mensen voor gek zette en heette daarom 'sancta joculatrix' (= grapjes-heilige). Zo wordt er verteld hoe zij 's nachts haar kostbare sieraden liet rinkelen en tinkelen. Dan schrok de nachtwaker wakker en ontdekte dat alle kaarsen uitgegaan waren. Dat maakte het effect van die ijle geluidjes nog griezeliger. Maar op het moment dat hij opstond en aanstalten maakte om de kaarsen weer aan te steken, gingen ze vanzelf aan. Op zo'n moment was de woede van de oude nachtwaker al tot een kookpunt gestegen; dan begon hij op de heilige te schelden en verweet haar dat zij de draak met hem stak.

Zij werd aangeroepen voor allerlei noden. Liepen de landerijen van het klooster op de een of andere manier gevaar, of werd de streek bedreigd door natuurrampen, dan werd zij op een paard gezet en in processie door het glooiende landschap gevoerd. Voorop ging een kruis dat rijk versierd was met juwelen en het geheel werd omzoomd door een zee van toortsen en kaarsen. Waar de route langs zou komen werd aangekondigd dat zij in aantocht was door monniken met cymbalen en olifantenhoorns. Dit alles ging altijd gepaard met wonderen. Tegenwoordig draagt men op haar feestdag de reliekschrijn door de straatjes van de stad op een draagstel.

Haar verering breidde zich uit naar Spanje en Portugal en uiteindelijk ook naar Engeland. Een deel van haar relieken werd overgebracht naar het beroemde Zuid-Engelse klooster Glastonbury.
Door de conquistadores, de Spaanse veroveraars van de Nieuwe Wereld, werd zij meegenomen op hun tochten. Sommige steden werden naar haar genoemd: Santa Fé; we vinden plaatsen van deze naam in de Verenigde Staten, Brazilië, Argentinië, Chili en Colombia; de hoofdstad Bogotà heet eigenlijk Santa Fé de Bogotà.

Het is niet zeker of de voorstad van Québec, Sainte-Foy, naar haar genoemd is; waarschijnlijk gaat deze naam terug op een eretitel van Maria.

Zij wordt afgebeeld als een tronende vrouwe, rijk opgesmukt met sieraden. Ook als martelares met haar martelwerktuigen of in aanbidding languit uitgestrekt voor God.
Zij is patrones van soldaten, gevangen en pelgrims. Zij wordt ook aangeroepen tegen onvruchtbaarheid bij gehuwde paren en zij geneest meningitis.


Bronnen
[102; 104; 107; 111a; 113»Faith; 143; 194p:119vv; 300; 309; 345»Faith; Dries van den Akker s.j./2007.09.26]

© A. van den Akker s.j.

VoorwoordHoe wordt men heilige?
© AuteursrechtWoordenboek
LeeswijzerGastenboek
Bronnen