× 
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.

Sluit het venster om te blijven.

           
welkom menu contact zoeken
HeiligenkalenderHeiligen op naamPatroonheiligenHedendaagse namenMeer...
 Pater Dries van den Akker s.j., de auteur van de hagiografieën, overleed 30 oktober 2022
† 741  Adelbert van Egmond

Info afb.
Onder: 'Op Sint Adelbert' en Overweging Adelbertviering Delft

Adelbert van Egmond, Nederland; diaken & geloofsverkondiger; † 740 of 741.

Feest 15 (overbrenging relieken) & 25 juni.

De legende wil dat hij een prins was van den bloede die afstand had gedaan van zijn koninklijke rechten en privileges om in dienst van Christus te treden. Zijn vader zou Edilbert geheten hebben en als koning van Sussex geheerst hebben over de Deïren. Het heet dat deze vorst geliefd was omdat hij betrouwbaar de wetten naleefde.

De opvoeding van Adelbert zou zijn toevertrouwd aan abt Egbert van het Ierse klooster Rathmelsigi. Deze Egbert verlangde ernaar een ascetisch leven te leiden, zoals dat indertijd veel voorkwam onder de Ierse monniken. Hun ideaal bestond erin de wijde wereld in te trekken, en steeds verder van huis weg te gaan. Zo konden zij vormgeven aan hun gelovige overtuiging dat het vaderland van de ware gelovige op deze wereld nergens te vinden is en pas bereikt wordt in het hiernamaals bij God. Reeds honderd jaar tevoren was zo'n tocht ondernomen door Columbanus. Deze had overal op zijn route zichtbare bewijzen van zijn aanwezigheid nagelaten in de vorm van kloostervestigingen, waar jongemannen uit de buurt zich geheel en al toewijdden aan een leven in dienst van God door gebed, verbreiding van het christendom onder de heidenen en de vorming van een christelijke cultuur door het bouwen van kerken, kloosters en kloosterscholen, door het afschrijven en versieren van heilige boeken en door onontgonnen gebied in cultuur te brengen. Aan het ideaal van de ascese werd recht gedaan, zolang de levensomstandigheden van de monniken gebrekkig waren.

Ook abt Egbert heeft in het kader van zijn ascetische idealen een poging gewaagd om per schip over te steken naar het vasteland. Dat moet tegen het jaar 690 geweest zijn. Door een storm was hij echter op de kust teruggeslagen. Hem was te verstaan gegeven dat hij dat moest beschouwen als een vingerwijzing Gods: niet hijzelf zou op zwerftocht gaan, maar de leerlingen die hij in hetzelfde ideaal had gevormd. Met lede ogen heeft hij dan ook toegezien hoe tenslotte in 690 Willibrordus met twaalf gezellen, onder wie Adelbert, de oversteek waagde naar het vasteland, het onbekende tegemoet.

De overeenkomst met Jezus van wie in de evangelies meer dan eens verteld wordt dat hij in gezelschap van zijn twaalf apostelen in een boot naar de overkant van de zee voer, is uitdrukkelijk bedoeld!

Zoals gebruikelijk onder de eerste missionarissen in onze streken, begaf Willibrord zich met zijn volgelingen eerst naar de vorst ter plaatse. In dit geval was dat Pepijn van Herstal teneinde van hem de toestemming te verkrijgen om onder de Friezen het evangelie te mogen verkondigen. Zo'n bezoek aan de vorst was op zich al onderdeel van de missionering. De vorst moest onder de indruk worden gebracht. Wie weet heeft Willibrord de kunst hiervan afgekeken van Augustinus, toen deze zich in 597 voor het eerst presenteerde aan de koning van Kent. Hij had zijn veertig metgezellen in een statige rij opgesteld. Een zilveren kruis ging als een banier voorop, alsmede een geschilderd portret van Christus. Terwijl de monniken met rustige stap naderkwamen, zongen zij litanieën waarin zij baden om het behoud van zichzelf en van hun gastheren. Waarschijnlijk werden er ook relieken meegedragen. Ieder was natuurlijk gekleed in vol ornaat. Zou Willibrord zich op soortgelijke wijze hebben gepresenteerd aan Pepijn? Hoe dan ook, hij kreeg de toestemming waarop hij had gehoopt.

Terwijl Willibrord doorreisde naar Rome om van de paus geloofsbrieven te ontvangen, verspreidden zich zijn twaalf gezellen over het Friese land. Adelberts werkterrein lag vooral in Kennemerland en West-Friesland. We kunnen ons maar nauwelijks een voorstelling maken van zijn levensomstandigheden. Daarom ontlenen wij links en rechts gegevens van metgezellen en tijdgenoten om ons een beeld te kunnen vormen.

Op welke wijze preekte hij het evangelie? Immers de Friese taal mocht dan verwant zijn aan het Angelsaksisch en heel in de verte aan het Iers, maar waarschijnlijk zal hij toch een tolk nodig gehad hebben. Hoe wist hij de plaatselijke notabelen te overtuigen? Heeft hij hun ontzag ingeboezemd met zijn heilige boeken? Las hij eruit voor, zoals Germaanse runenpriesters mysterievolle teksten lazen uit geheimzinnige tekens? Maakte hij indruk door het gouden kruis dat hij altijd bij zich droeg ? Door de imposante boeken, soms rijk versierd? Of kwamen de Kennemers onder de betovering als hij in de eenzaamheid langdurig zijn gebeden zei en psalmen zong, zoals hij dat in zijn klooster thuis had geleerd. Dat zal immers toch altijd wel luidop gebeurd zijn, naar de gewoonte van die tijd?

Of herkenden zij in hem toch de vechter; de strijdlust en de ontberingen die de heilige man zich getroostte om zijn idealen te verwezenlijken?

Van Bonifatius en Livinus weten wij hoe zij leden onder de eenzaamheid; hoe zij verlangden naar gezelschap waarmee zij van gedachten konden wisselen, naar boeken van niveau, naar eten van thuis en komfortabeler kleding. Hoe zal dat Adelbert vergaan zijn onder zijn Kennemers?

Hoe dan ook hij weet de bewoners van de streek zover te krijgen dat ze hun Germaanse goden verlaten omwille van Christus. Hij bouwt een kerkhut en zuivert het hele gebied van alle herinneringen aan de afgoderij. Na zo'n vijftien jaar kan hij met tevredenheid konstateren dat het gebied 'gezuiverd' is: "Ecce haec munda sunt". Sommigen menen dat hier de oorsprong ligt van de plaatsnaam Egmond: 'Haec munda' zou later gespeld zijn als 'Haegemunda'. Anderen beweren dat hier vroeger een watertje, 'Y', 'Ic' of 'Ec' geheten (verbastering van het Latijnse 'aqua'), uitmondde in de zee. Nog weer anderen leggen verband met de persoonsnaam Eggo, met wie Adelbert allengs bevriend raakte. Zou hem het land hier hebben toebehoord? Adelbert zou Eggo's zoon hebben gedoopt, waarop Eggo hem de zorg had opgedragen voor zijn opvoeding. Juist zo was Adelbert destijds zelf opgevoed door abt Egbert. Tijdens een maaltijd bij Eggo thuis geeft Adelbert aan zijn vriend te kennen dat hij voor enige tijd naar Engeland terug moet. Eggo's droefheid is groot: "Zullen we u dan nooit meer terug zien, vader?" Adelbert die juist aan een appel is begonnen, snijdt de vrucht in vieren en verzamelt de pitten. Hij werpt ze in de richting van het haardvuur en zegt: "Op het moment dat uit deze pitten een nieuw boompje is gegroeid, zal ik in jullie midden terugkeren."

Niet lang daarna brandt het huisje van Eggo af. Enige tijd later blijkt er op die plek een appelboompje opgeschoten te zijn. Vijf jaar na al deze gebeurtenissen, juist in de tijd dat het boompje in volle bloei staat, verschijnt Adelbert weer op het strand. Hij hernieuwt de vriendschap met Eggo en zijn zoon en hervat het bekeringswerk.

Opvallend aan dit verhaal is echter dat niemand zich afvraagt of weet te vertellen wat Adelbert thuis in Engeland is gaan doen.

Hij zou op tamelijk hoge leeftijd gestorven zijn in het jaar 740 of 741. Op de plaats waar men hem begroef, verrees later de Benedictijner abdij. Een monnik uit de 12e eeuw heeft een hele reeks wonderverhalen opgetekend die op zijn graf gebeurd zouden zijn. Tijdens de Reformatie wordt het klooster verwoest en de relieken van Adelbert gaan verloren. In de jaren vijftig van de 20 eeuw wordt er op de oude plaats weer een nieuwe Adelbertabdij opgericht.

Toen in de jaren zestig een groepering kritische katholieken een passende patroonheilige zocht, viel hun keuze op Adelbert, een krachtige persoon die pioniersgeest bezat en initiatieven ontplooide, en die met woord en daad van het evangelie wist te getuigen in een wereld die daar niet vanzelfsprekend ontvankelijk voor was.

Hij is patroon van de plaats Egmond.

Hij wordt afgebeeld als aartsdiaken (met een tuniek); vaak heeft hij het evangelieboek bij zich. Soms draagt hij een lelietak (symbool van de zuiverheid of de maagdelijkheid). Aan zijn voeten liggen kroon en scepter (symbolen van koninklijke waardigheid waarvan hij afstand heeft gedaan).


Op Sint Adelbert

Ooit was er eens een Schotse prins.
'Mijn opvolger', dacht vader-koning.
Maar dat viel tegen enigszins:
De jongen droomde niet van kroning,
'Nee, ik wil liever over zee
naar verre, vreemde heidenvolken;
neem Jezus' evangelie mee,
ga dat aan mensen daar vertolken.'
Zo komt het dat prins Adelbert
Hier boodschapper van Jezus werd.
Toen kwam met Willibrordus mee
- Zo rond de jaren zevenhonderd -
Prins Adelbert van overzee.
Het volk van Holland stond verwonderd:
Hij preekte zo dat Jezus' woord
Verheugd naar ieders hart zijn weg vond.
Toen iedereen het had gehoord,
Stierf hij een vrome dood in Egmond.
Zo komt het dat Sint Adelbert
Hier heilige van Jezus werd.
Hoe preekte hij hier over God?
'Gods woorden zijn als appelpitten,
Want wie ze uitzaait, ziet per slot,
Dat daarin nieuwe vruchten zitten.'
Hij doet ons allen samen zijn
Om God te zeggen wat wij wensen
Rond Jezus' Woord, en Brood en Wijn;
Verenigt ons tot christenmensen.
Zo komt het dat Sint Adelbert
Patroon van de parochie hier werd.


Bronnen
[Dries van den Akker s.j./2005.06.25]


Overweging tijdens de Adelbertviering in de Adelbertkerk te Delft (2013)

Wat bezielde Adelbert?
Wat bezielde de patroon van onze kerk, Sint Adelbert, dat hij de zee overstak om naar onze streken te komen? Hij was bepaald niet de enige. Vóór hem en na hem zijn er honderden monniken geweest die vanuit Ierland, Schotland en Wales overstaken naar het vasteland om daar een God gewijd leven te leiden. Wat bezielde hen?
Van Adelbert zelf weten we bijzonder weinig af. Weliswaar is er zo’n tweehonderd jaar na zijn dood een levensbeschrijving geschreven. Op basis van authentieke documenten naar het schijnt. Maar veel bijzonderheden staan er niet in. Eigenlijk louter algemeenheden. Hij zou van adel zijn geweest. Op jeugdige leeftijd aan een klooster toevertrouwd. Een deugdzaam karakter hebben gehad. Maar nergens iets persoonlijks over hem. We zullen dus veel met veronderstellingen moeten werken, en gegevens erbij halen die we van tijdgenoten weten.
Zoveel is zeker: zijn opleiding kreeg hij in een Iers klooster. Rathmelsigi heette het.
Ierse spiritualiteit
Wat kreeg je mee in zo’n klooster? In ieder geval twee dingen. Enerzijds ondergingen die kloosters de invloed van de Romeinse spiritualiteit. Zij spraken Latijn, en namen de liturgische gebruiken van Rome over. Anderzijds waren die kloosters destijds gesticht door monniken die bij de woestijnvaders hun inspiratie hadden gehaald.
Woestijnvaders bestonden sinds de 4e eeuw. Het waren vooral mannen, maar soms ook vrouwen, die zich terugtrokken in de eenzaamheid van de woestijn om daar hun persoonlijk gevecht te leveren tegen alle machten die een bedreiging vormden voor de naastenliefde van het Christendom. Dat waren de menselijke oerdriften: eten, drinken, slapen, gemak: allemaal inwendige bewegingen die uit waren op zelfhandhaving, terwijl niet de zelfhandhaving, maar de liefde tot de ander voorop moest staan. Zo zagen ze dat. Ze waren vooral te vinden in de Egyptische woestijn. Van daaruit was die beweging overgewaaid naar het Middellands Zeegebied. In de 4e, 5e eeuw waren Ierse christenen daarmee in aanraking gekomen, en hadden die idealen meegenomen naar Ierland. Daar sloten ze aan op de traditie van de druïden. Dat waren Keltische priesters die grote waarde hechtten aan gemeenschap, vredelievendheid, en verbondenheid met de natuur: eigenlijk met alles wat wij tegenwoordig duurzaam noemen. Zij waren meesters in het vinden van water en het slaan van putten. Zij kenden de geheimen en de geneeskracht van kruiden en planten. Die vroomheid werd nu aangevuld met de geest van Christus, en daaruit ontstond de spiritualiteit van de Ierse kloosters. In die spiritualiteit werd de monnik Adelbert gevormd.
Vreemdelingschap
Die Ierse monniken hadden nog een bijzonderheid. Naast de drie gebruikelijke kloostergeloften van armoede, zuiverheid en gehoorzaamheid - die elke kloosterling aflegt tot op de dag van vandaag - kenden zij nog een vierde gelofte: het vreemdelingschap. Dat hield in dat je de jou vertrouwde plek verliet om er nooit meer terug te keren. Vanuit de idee dat nergens op deze wereld jouw definitieve thuis te vinden was. Misschien was ook dat wel overgekomen uit de vroomheid van de woestijnvaders: vechten tegen zulke elementaire driften als het hebben van een eigen plek, met eigen grenzen, jouw territorium. Vandaar dat honderden monniken naar elders trokken. Eén van de eersten heette Columba of Columkil. Hij zou de stichter worden van het beroemde, nog bestaande kloostereiland Iona aan de Schotse westkust. Columba kreeg het vreemdelingschap opgelegd als straf voor een ernstig vergrijp, zo heet het. Met twaalf gezellen voer hij vanuit Ierland in een bootje naar het oosten. Hij mocht zich pas ergens vestigen, als hij van daaruit het silhouet van Ierland niet meer zou kunnen zien. Het is bijna emotionerend te zien hoe hij telkens weer ergens aan land ging en omkeek. Als hij in de verte de blauwige contouren van zijn vaderland nog vaag zag liggen, stapte hij weer in roeide verder. Zo kwam hij op Iona terecht. Daar zag hij in de seizoenen alleen nog de kraanvogels over vliegen die van Ierland kwamen of er naartoe vlogen. De pijn van de heimwee en de nostalgie. Ook uit de brieven later van Sint Bonifatius weten we dat hij soms werd verteerd door heimwee. Hij verlangde naar het eten van thuis; de hem vertrouwde cultuur en beschaving, een goed boek, een gesprek aan de haard… Bonifatius voelde zich geregeld eenzaam, altijd in een omgeving die hem vreemd was, en herhaaldelijk vijandig gezind. Of Adelbert een dergelijke pijn heeft gekend? De documenten zeggen er niets over.
Wat kon Adelbert verwachten van onze streken?
Wat kon Adelbert verwachten? Wat wist hij van de plek waar hij naartoe zou gaan?
Ten tijde van Adelbert was Sint Egbert abt van klooster Rathmelsigi. Zoals u weet is Egbert patroon van de kerk van Hoek van Holland, en van het kerkje op Schiermonnikoog. Egbert had ervan gedroomd om op vreemdelingschap te gaan naar de overkant van de zee. Hij wilde er meteen ook Christus brengen. Maar drie keer was hij teruggeslagen door een storm. Dat had hij uiteindelijk beschouwd als een teken uit de hemel: hij was blijkbaar niet de aangewezen persoon voor deze onderneming. Hem wachtte kennelijk een andere taak. Vóór hem was bisschop Wilfred van York op weg naar Rome door Friesland gekomen. Hij was daar hartelijk ontvangen en gaf bij terugkomst hoog op over de openheid van de mensen daar. Daarop was een zekere Wigbert overgestoken. Maar helaas, hij had bij de Friezen geen poot aan de grond gekregen. Wat hadden die mensen harde koppen en wat waren ze eigengereid. Na anderhalf jaar tevergeefs ploeteren was hij onverrichterzake teruggekeerd. En Egbert was het ook niet gelukt. Maar hij deed wat hij wél kon. Hij bracht zijn ideaal over op zijn monniken. En zo steken er - naar het voorbeeld van Jezus met zijn apostelen - twaalf onder leiding van Willibrord over naar het vasteland. Dat was rond het jaar 690. Eén van hen was Adelbert.
Wat bezielde hen? Misschien wordt dat wel het mooiste verteld over een groep van twaalf monniken die twee-en-een-halve eeuw later vanuit Schotland naar het vasteland wilden oversteken. Ze verschenen zo laat in de herfst aan de kust dat geen schipper of veerman het nog aandurfde de oversteek te maken. Veel te gevaarlijk. De abt, Forannan heette hij, gaf opdracht twee flinke bomen te kappen in het naburige bos. Die werden als een kruis op de branding gelegd. Vervolgens maakten ze groepjes van vier die zich elk op een hoekpunt van het kruis opstelden. Hijzelf ging op het hart van het kruis staan. Zo staken ze de zee over. Wordt hier niet in de vorm van een legende een diepe waarheid verteld? Het was het kruis van Christus dat hen naar de overkant droeg. Ze wilden Christus brengen aan mensen die daar nog nooit van gehoord hadden. De weldaad van Christus doorgeven, zoals ze die zelf ontvangen hadden.
Adelbert in Egmond
Het enige wat we verder van Adelbert weten is dat hij zich vestigde in Egmond. Van Willibrord horen we dat hij rondtrok om het evangelie te verkondigen. Dat hij naar Rome ging en zich er bisschop liet wijden. Na zijn terugkeer het kerkelijk leven organiseerde. Bij Adelbert niets van dat alles. Alleen Egmond. Hoe verkondigde hij dan het evangelie? Ging hij preken? Kende hij de plaatselijke taal? Iers en Fries stonden immers behoorlijk ver van elkaar af.
Ik denk dat Adelbert heeft gedaan wat vele monniken vóór hem hadden gedaan. Hij bouwde zich daar aan de kust een hutje, en leidde het leven van een kluizenaar. Wat hield dat in? Elke dag, liefst drie maal per dag zong hij alle honderdvijftig psalmen. Hardop. Bij alles wat hij deed, zong hij zijn psalmen. Als hij water ging putten of in het bos kruiden zocht: hij zong hardop. Dat moet de aandacht hebben getrokken van de mensen die daar woonden. Trouwens, dat hutje stond op het terrein dat aan iemand toebehoorde. Die moest hem toestemming geven. En we horen van ene Eggo, een plaatselijk heer. Daar sloot hij vriendschap mee. Want die heer zag dat hij zijn voordeel kon doen met deze vriendelijke vreemdeling. Die liederen maakten de man tot een hartelijk mens. Hij kon water vinden en putten slaan. Tot op de dag vandaag wordt in Egmond de Adelbertput in ere gehouden. Ook van Willibrord wordt verteld dat hij overal waar hij kwam nieuw leven aanboorde in de vorm van waterbronnen. Natuurlijk wordt daar het evangelie mee bedoeld. Maar in Brabant en Limburg, zowel in Nederland als België, zijn er nog allerlei plaatsen waar de herinnering aan Willibrordputten voortleeft. Bovendien kende Adelbert de geheimen van de natuur, de geneeskracht van kruiden en planten. Werd de zoon van Eggo ziek, dan bracht hij hem naar de vredelievende, wijze zanger, en deze genas hem met de kennis van zijn kruiden. Zó, veronderstel ik, is Christus hier verkondigd. Niet met woorden, maar met daden die de mensen goed deden.
Vijf jaar afwezigheid
Het deed heer Eggo dan ook verdriet, toen Adelbert hem vertelde dat hij voor zaken naar huis terug moest keren. Althans dat suggereert de levensbeschrijving. Zou dat echt zo zijn? Was Adelbert dan toch niet gebonden aan de gelofte van vreemdelingschap? Of was er iets anders aan de hand? Uit het leven van tijdgenoten weten we dat Willibrord vrijheid van handelen had, zolang de Franken in onze streken de baas waren. De Franken waren al sinds koning Clovis († 511) christen. Maar op een goed moment lukte het de oorspronkelijke Friezenkoning, Radboud, de Franken terug te dringen en zijn land van de Franken te ontdoen. Uit wraak vernielde Radboud alle kerkjes en alles wat de christenverkondigers hadden opgebouwd. Zou dat niet de reden geweest zijn dat Adelbert moest vertrekken? Bij het afscheidsmaal bij Eggo had hij appelpitten op de grond gegooid en gezegd dat hij terug zou komen, eer er appels zouden zitten aan de boom die hieruit groeien zou. Vervolgens horen we dat de woning van heer Eggo tot op de grond toe afbrandt. Was dat te wijten aan het oorlogsgeweld? Zou heel goed kunnen.
Er is nog iets. Wij menen dat Adelbert diaken was. Maar dat staat nergens in zijn levensbeschrijving. Dat hebben we opgemaakt uit een brief die een halve eeuw later in bezit is van een vriend van Sint Bonifatius. Die vriend preekte in de gebieden die wij nu met Duitsland aanduiden. Wat staat er in die brief? ‘Mijn naam is Aldbrecht, in alle bescheidenheid dienaar van de Kerk. Ik vraag u mij en mijn familie te willen opnemen in de kring van uw gelovige vrienden, en voor mij te willen bidden dat ik - hoewel onwaardig - mede op voorspraak van uw heilzame gebeden van dag tot dag vooruit mag gaan in de eens ontvangen staat van het diakenambt.’ Is hij onze Adelbert? Gevlucht uit Egmond, en nu asiel vragend aan een christenbisschop verderop?
Na vijf jaar is het met de macht van koning Radboud voorgoed gedaan. Prompt keert Adelbert weer terug. Nog voordat de eerste appel groeide aan het boompje dat hij had uitgezaaid.
Wat leert ons Adelbert?
Wat kunnen wij vandaag de dag van Adelbert leren? Mensen van gebed te worden. Gebed dat ons maakt tot vriendelijke, hartelijke mensen voor wie naastenliefde het belangrijkste is. Zingende mensen. Mensen die de durf hebben Christus te brengen waar Christus niet is; de dingen van Christus brengen waar ze niet zijn; liefde te brengen waar geen liefde is. Het is soms al lastig liefde te brengen waar al wel liefde is, maar waar geen liefde is... Jezus zelf heeft het er behoorlijk mee moeilijk mee gehad. Hij noemt het: ‘Je kruis opnemen, elke dag.’ Pijn, onbegrip, belachelijk gemaakt en als meelijwekkend weggezet worden: en dat toch beantwoorden met naastenliefde, barmhartigheid, vergevingsgezindheid. Dat is twee. En ten derde: mensen worden die bereid zijn hun kennis en kunde in te zetten ten dienste van anderen. Zo heeft Adelbert hier - volgens mij - Christus gebracht.
Dat is geheel in overeenstemming met het aloude gebed dat in de Mis van Sint-Adelbert gebeden wordt:
Goede God
Wek bij uw gelovigen
dezelfde Geest op
waarmee u
Sint Adelbert van dienst was.
Dan zullen wij,
vervuld van diezelfde geest,
ons best doen
te beminnen
wat hij beminde,
en uit te voeren
wat hij ons leerde.
Amen

Dries van den Akker s.j.
2013.06.25, feest van Sint-Adelbert
Delft, Sint-Ursulaparochie, Sint-Adelbertkerk

Bronnen
[288]

© A. van den Akker s.j.

VoorwoordHoe wordt men heilige?
© AuteursrechtWoordenboek
LeeswijzerGastenboek
Bronnen