× 
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.

Sluit het venster om te blijven.

           
welkom menu contact zoeken
HeiligenkalenderHeiligen op naamPatroonheiligenHedendaagse namenMeer...
 Pater Dries van den Akker s.j., de auteur van de hagiografieën, overleed 30 oktober 2022
† 287  Drédeno van St-Drédeno

Info afb.

Drédeno van St-Drédeno, Morbihan, Bretagne, Frankrijk; martelaar(s?); † 287(?).

Feest 24 mei(?)

Even buiten de Bretonse plaats St-Gérand (Morbihan) ligt het 15e eeuwse kapelletje van St-Drédeno; het gehucht eromheen draagt dezelfde naam. Over de heilige zelf is niets bekend. Zijn naam valt echter in een Legende over het Uiteengaan van Zeven Bretonse heiligen.

Legende van het Uiteengaan van Zeven Bretonse heiligen
De legende vertelt dat zeven Bretonse heiligen aanvankelijk samen onderweg waren. Op een goed moment zouden ze uiteen gegaan zijn om overal in Bretagne het evangelie te brengen. De zeven waren Goneri, Mérec, Connec, Drédeno, Quidic, Géran en Joret.

Sint Gonéri van Plougrescant († 6e eeuw; feest 18 juli) wordt gesitueerd in de 6e eeuw. In dat geval zou Drédeno dus een geloofsverkondiger zijn geweest uit de 6e eeuw. Maar de legende is historisch gesproken volkomen onbetrouwbaar.

De kapel van St-Drédeno herbergt zeer fraaie beeldjes van twee jongemannen in rood gewaad, de één met een open en de ander met een dichtgeslagen boek. Beiden vertonen een hoofdwond. Betreft het hier twee beeldjes van dezelfde heilige? Of worden er twee onderscheiden personen weergegeven? De vraag is waar de kunstenaar de gegevens vandaan haalde om Drédeno zo weer te geven?

Als het over een jeugdige martelaar gaat uit de (vroege) middeleeuwen, zouden er toch wel verhalen over hem hebben bestaan? Juist omdat er onder de vroege Bretonse geloofsverkondigers en kluizenaars weinig martelaars zijn gevallen. Maar gaat het over twee jeugdige martelaars, dan komen Donatianus en Rogatianus van Nantes in aanmerking, de eerste martelaren van Bretagne.

Donatianus (ook Donasien, Donatien of Donatus) van Nantes, Frankrijk; jeugdig martelaar met zijn broer Rogatianus (ook Rogasien of Rogatien); gegeven worden 238 (zeer onwaarschijnlijk), 287 of 288; feest 24 mei & 21 oktober (overbrenging).

Het verslag van hun berechting en marteldood stamt uit de 5e eeuw en wordt door historici redelijk betrouwbaar geacht.

Volgens dat verslag waren Donatianus en Rogatianus broers van nog geen twintig jaar oud, afkomstig uit een hoogstaande familie in de Bretonse stad Nantes. De jongste van de twee, Donatianus, was christen geworden en had door toedoen van bisschop Similianus (ook Similinus; † 310; feest 16 juni) reeds het doopsel ontvangen. Hij maakte zoveel ernst met zijn nieuwe leven, dat zijn oudere broer er ook over dacht om zich tot Christus te bekeren.

Maar door de christenvervolgingen van de keizers Diocletianus (284-305) en Maximianus (286-310), en de fanatieke haat, waarmee de beruchte landvoogd ter plaatse, Rictiovarus, deze bevelen opvolgde, hadden de gelovigen hun bisschop Similianus gesmeekt met zijn geestelijken de vlucht te nemen en zich op het platteland verborgen te houden. Dat betekende, dat er niemand meer was om de jonge Rogatianus het doopsel toe te dienen. Zo zou Rogatianus uiteindelijk het doopsel van het bloed ondergaan.

Zodra Rictiovarus in Nantes zijn intrek had genomen, was hij begonnen de keizerlijke bevelen ten uitvoer te brengen. Daarin stond, dat ieder, die weigerde te offeren aan Jupiter en Apollo, zonder aanzien des persoons ter dood moest worden gebracht. Wie christenen aanbracht, zou daarvoor een vorstelijke beloning ontvangen.

Het duurde dus niet lang, of Donatianus werd aangegeven op beschuldiging van het feit, dat hij aanhanger was van de christengodsdienst en dat hij bezig was om niet alleen zijn broer, maar ook nog een aantal andere mensen uit zijn omgeving over te halen zich af te wenden van de Romeinse goden en christen te worden.

Onmiddellijk werd hij gearresteerd en voorgeleid aan de landvoogd. Daar gaf hij ruiterlijk toe dat al de beschuldigingen, die tegen hem waren ingebracht, inderdaad klopten. Prompt werd hij in de gevangenis geworpen en in ijzeren boeien geslagen.

Vervolgens leidde men zijn broer Rogatianus voor de rechter. Deze probeerde het eerst met zoete broodjes en toen dat niet lukte met dreigementen, maar de jongeman gaf geen krimp. Zo kwam hij bij zijn broer in de gevangenis terecht.

Rogatianus had nog het meeste verdriet over het feit, dat hij niet gedoopt was. Het enige wat zijn broer hem kon geven, was de vredeskus. In zijn eenvoud meende Rogatianus, dat dit gebaar opwoog tegen een echte doop. Hierdoor gesterkt brachten ze de nacht in gebed door. De volgende morgen bleek voor de rechter, dat ze voet bij stuk hielden en geen duimbreed van hun geloof wilden afwijken. Daarop werden ze op de pijnbank gelegd en,  toen ook dat niet hielp, met een lans doorstoken.

Zou de kunstenaar gemeend hebben dat de naam Drédeno een (Bretonse?) verbastering was van Donatianus en Rogatianus? Omdat deze veronderstelling het meest aantrekkelijk lijkt, breng ik Sint Drédeno onder op 24 mei, de feestdag van de twee jeugdige martelaren.

Patronaten
In de buurt van de kapel is een bron. Het water ervan zou vooral huidziekten genezen.

St-Drédeno komt ook voor als familienaam.


Bronnen
[DSB.1979; Pzc.2002p:419; Dries van den Akker s.j./2010.05.30]

© A. van den Akker s.j.

VoorwoordHoe wordt men heilige?
© AuteursrechtWoordenboek
LeeswijzerGastenboek
Bronnen