× 
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.

Sluit het venster om te blijven.

           
welkom menu contact zoeken
HeiligenkalenderHeiligen op naamPatroonheiligenHedendaagse namenMeer...
 Pater Dries van den Akker s.j., de auteur van de hagiografieën, overleed 30 oktober 2022
† 1852  Jean-Louis Bonnard

Jean-Louis Bonnard, Nam-Dinh, Vietnam; martelaar; † 1852.

Feest  1 maart (voorheen bisdom Lyon) & † 1 mei & 24 november (martelaren van Vietnam).

Hij wordt op 1 maart 1824 geboren in het Franse plaatsje St-Christo-en-Jarez, gelegen tussen Lyon en St-Etienne. Na zijn priesterwijding en zijn toetreding tot de Coingregatie van de Missions Étrangères wordt hij in 1846 naar Tonkin gestuurd. Daar word hij op 21 maart 1852 in kleine plattelandsparochie gearresteerd en overgebracht naar de burcht van Nam-Dinh. Er zijn brieven van hem bewaard uit zijn gevangenschap.

Zijn eerste brief aan zijn bisschop Mgr Retord  besluit hij met de woorden: “Ik heb mijn scapulier, mijn Mariamedaille en mijn geloftekruis. Met mijn schandbord en boeien zijn dat de schatten die ik voor geen goud zou willen ruilen met die van de koning of de keizer.”

Uit het antwoord van de bisschop kunnen we opmaken met wat voor bezieling deze mensen naar den vreemde vertrokken om er het evangelie te verkondigen: “Uw gevangenneming heeft mij – menselijkerwijs gesproken – veel verdriet gedaan. Want ik vind het erg u te moeten missen, juist nu u nog zoveel voor de missie had kunnen betekenen. Ik prijs u gelukkig dat u zo zichtbaar bemind wordt door de God van het Lijden. Daar moet ik mij wel bewust van zijn. Anders zou ik u een standje moeten geven. Waarom hebt u het grote dorp Ke-Bang verlaten en bent u naar die riskante plattelandsparochie gegaan? Maar op dit moment wil ik u niet terechtwijzen; blijkbaar heeft God het zo gewild. U zult de hemel verdienen, en God zal ervoor zorgen dat Hijzelf en de Kerk daar eer aan behalen. Eigenlijk spijt het mij alleen maar dat ik er niet bij ben. Er is immers geen mooiere roeping dan het martelaarschap? Ja, eerlijk gezegd ben ik meer dan verdrietig: ik ben jaloers. U zult eerder dan ik naar het hemels vaderland vertrekken en dat nog wel langs de zekerste en allerkortste weg. En ik? Ik blijf achter in de storm op zee zonder te weten, wanneer ik de haven zal bereiken. Ik ben er zelfs niet helemaal zeker van of ik er ooit kom. Ik ben uw bisschop, uw oude aanvoerder met twintig jaren dienst op vreemde bodem, nog afgezien van de eerste drie jaar in eigen land. Had ik het niet verdiend eerder dan u te worden gekroond? Waar haalt u de euvele moed vandaan vóór te kruipen? Maar ik zal het u vergeven, want God heeft het zo gewild. In zijn ogen bent u een vrucht die rijp is voor de hemel. Hij zal die vrucht dus gauw gaan plukken. Welnu, ga in vrede, verwend kind als u bent door de Voorzienigheid; ga en geniet van de overwinning die u wacht. Ik bewonder u dat u zo snel bent uitverkoren voor de strijd van echte christenhelden. Ja, ik ben jaloers op u, maar jaloers met genegenheid.

U zult zeker ter dood worden gebracht. Bereid u daar dus zo goed mogelijk op voor. Wat een geluk voor u dat de dagen van uw ballingschap hier op aarde al zo gauw voorbij zullen zijn. Spoedig zult u zich voegen bij de mannen die u zijn voorgegaan: de Borie († 1838), Cornay († 1837), Schoeffer († 1851) en al die andere bloedgetuigen van onze Missie. Wat zal het hun goed doen te zien hoe wordt opgenomen in hun heerlijke rangen.”

Bonnard wordt aan scherpe kruisverhoren onderworpen. Zijn ondervragers hopen op namen van medechristenen. Maar Jean-Louis reageert: “U kunt mij afranselen zoveel als u wilt, maar u hoeft niet te denken dat u ook maar één woord uit mij krijgt waardoor mijn medechristenen in gevaar zouden kunnen komen. Ik ben immers gekomen om hen te dienen, desnoods tot in de dood.” Dan gooien zijn beulen het over een andere boeg: “Vertrap dan het kruis. Dan sturen we u veilig en wel naar Europa terug. Zo niet, tja, dan zit er niets anders op u te geselen en te doden.” Het antwoord luidt: “Ga uw gang. Ik ben niet bang voor rietstok of dood. Ik ben niet naar hier gekomen om mijn godsdienst te verloochenen of om mijn medechristenen een slecht voorbeeld te geven.”

Op Witte Donderdag, 8 april, brengt een priester hem in het geheim de communie en neemt hem de biecht af. In de ogen van zijn tegenstanders is de zaak duidelijk: “Het is een barbaar uit Europa. Een onmens. Hier past alleen de doodstraf.” Op 30 april wordt hem meegedeeld dat hij de volgende dag zal worden onthoofd. Hij schrijft een afscheidsbrief: “Dit is de laatste brief die ik zal schrijven. Mijn laatste uur heeft geslagen. Vaarwel! Jullie allemaal, die mij zoveel liefde geven en zoveel aan mij denken…, ik wacht jullie allemaal op in de hemel. Daar zal ik jullie allemaal terugzien. Dan zal ik geen pijn meer hebben aan dit afscheid. Ik stel mijn vertrouwen op Jezus’ barmhartigheid. Ik vertrouw er vast en gerust op dat Hij mij al mijn vele fouten vergeven heeft. Ik breng het offer van mijn leven uit liefde voor Hem, mijn goede meester, en voor de zielen die ik zo van harte met alles wat in mijn vermogen lag, heb willen helpen. Moge Gods wil geschieden. Ik sterf in vrede. De Heer zij gezegend. Vaarwel, jullie allemaal, in de heilige harten van Jezus en Maria. In uw handen,  Heer, beveel ik mijn geest. Een laatste omhelzing voor jullie, mijn vrienden, van de gevangene in Christus, één dag voor zijn dood: 30 april 1852.”


Bronnen
[Ci88p:15; Huf.1931p:171; Rgf.1991p:273; Dries van den Akker s.j./2009.05.02]

© A. van den Akker s.j.

VoorwoordHoe wordt men heilige?
© AuteursrechtWoordenboek
LeeswijzerGastenboek
Bronnen