× 
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.

Sluit het venster om te blijven.

           
welkom menu contact zoeken
HeiligenkalenderHeiligen op naamPatroonheiligenHedendaagse namenMeer...
 Pater Dries van den Akker s.j., de auteur van de hagiografieën, overleed 30 oktober 2022
† ca 470  Eufrosuna van Egypte

Info afb.

Eufrosuna van Egypte; kloosterlinge; † ca 470.

Feest 1 januari & 11 (bij de karmelieten) & 15 (oosterse kerk) februari.

Wij geven haar wonderlijke verhaal naar de vertelling door Christophorus a Sichem in zijn 'Bosch der Eremyten ende Eremitinnen van Aegypten ende Palestinen' uit 1654: 'In Alexandrië leefde eens een zekere Pafnutius. Zijn vrouw was onvruchtbaar en kon geen kinderen krijgen. Onophoudelijk bad hij om een zoon. Hij nam zelfs zijn toevlucht tot een klooster, dat onder leiding stond van een godsvruchtig en betrouwbaar abt. Hem vertelde hij hoezeer hij ernaar verlangde een zoon te krijgen. De abt verzekerde hem dat hij voor hem zou bidden. Zo werd hem geen zoon, maar een dochter geboren. Hij noemde haar Eufrosuna.

Toen zij twaalf jaar was, stierf haar moeder. Intussen nam het kind zozeer toe in geleerdheid en wetenschap dat haar vader er verbaasd van stond. Ja heel de stad stond versteld van haar wijsheid; daar kwam nog bij dat zij wondermooi was om te zien.

Op een goede dag besloot Pafnutius zijn dochter mee te nemen naar het klooster om haar aan de abt voor te stellen. Intussen was Eufrosuna achttien jaar. Vader abt zegende het meisje en vermaande haar een zuiver, heilig en god welgevallig leven te leiden. Daarop wierp zij zich voor zijn voeten neer en smeekte hem dat hij voor haar zou bidden.

Enige tijd later stuurde vader abt een broeder voor een boodschap naar Pafnutius, maar deze was niet thuis. Toen Eufrosuna hoorde dat er een monnik uit het klooster aan de deur was, overstelpte zij hem vragen:
"Hoeveel monniken zijn er in uw klooster?"
"Driehonderdtweeënvijftig", antwoordde hij.
"Aanvaard jullie vader abt ook nieuwkomers om ze tot het monnikenleven op te leiden?"
"Natuurlijk; dat doet hij zelfs graag", luidde het antwoord.
"Komen jullie bij elkaar in de kerk om de gebeden te zingen? En vasten jullie allemaal evenveel?"
"We komen inderdaad telkens bijeen in de kerk om samen te zingen, maar iedere broeder vast, zoals hij dat zelf het beste vindt."
Toen verzuchtte zij: "Wat zou ik graag een dergelijk leven leiden. Maar ik ben bang mijn vader teleur te stellen, want hij heeft voor mij al een man uitgezocht en daarbij vooral gelet op wat de mensen belangrijk vinden."
Daarop zei de monnik: "Maar zuster, dat moet u nooit toelaten. Geef uzelf als bruid aan Christus. Hij geeft u de hemel en het gezelschap van engelen in plaats van vergankelijke goederen. Als ik u was, zou ik stiekem naar ons klooster komen, uw gewone kleren afleggen en u verkleden als monnik, zodat u niet herkend wordt."
Daarop sprak het meisje: "Ik vertrouw mijzelf toe aan God en beveel mij aan in uw gebeden, dat ik van nu af aan alleen nog maar wil leven en werken voor de volmaaktheid van mijn ziel."
Toen schoor de monnik haar het hoofdhaar af, en hulde haar in een monnikspij.
Zo verscheen zij voor vader abt. Deze sprak: "Mijn zoon, wat is het doel van je komst?"
Zij antwoordde: "Ik heb gehoord van de geest die temidden van de monniken hier heerst; daarom zou ik graag hier monnik willen worden."
Waarop de abt antwoordde: "Wees welkom. Kijk rond in het klooster, en als het je bevalt, blijf je bij ons wonen."
Daarop vroeg hij: "Hoe heet je?"
Zij antwoordde: "Smaragdus."
Toen besliste de abt: "Je bent nog te jong om alleen als monnik te leven. Ik zal je daarom een leermeester geven die je alles zal duidelijk maken." Daarop riep vader abt een monnik, die bekend stond om zijn verstorven heiligheid, Agapitus, en zei hem: "Deze jonge monnik zal voortaan je zoon en leerling zijn. Zorg dat hij je in volmaaktheid zal overtreffen."
Maar toen Smaragdus voor het eerst in de kerk kwam voor de gezamenlijke gezangen, waren er monniken die zagen hoe mooi hij was, en daardoor onzuivere gedachten en begeerten kregen. Dit ontging vader abt niet. Dus riep hij Smaragdus bij zich en zei: "Mijn zoon, je bent jong en mooi en sommige monniken kunnen daar niet tegen. Daarom wil ik dat je voortaan in je eentje in je cel de liederen en gebeden zingt, daar je maaltijden neemt en onder geen beding je cel nog verlaat."

Agapitus droeg hij op met dat doel een eenzame cel voor zijn leerling in te richten.

Bij thuiskomst miste vader Pafnutius zijn dochter meteen. Met zijn knechten zocht hij heel Alexandrië en de omgeving af, maar zonder resultaat. Hij liet navraag doen bij buren, vrienden en bekenden, maar niemand kon hem helpen. Hij liet zelfs vrouwenkloosters, grotten, spelonken en eenzame plaatsen doorzoeken. Maar haar vonden ze niet. Ten einde raad zocht hij de abt weer op in zijn klooster en vroeg hem te bidden voor zijn zoek geraakte dochter. De abt was zeer met hem begaan en probeerde hem te troosten: "Mijn zoon, houd moed: er is niets dat buiten Gods wil om geschiedt. Mijn gevoel zegt mij dat u uw dochter nog tijdens dit leven zult terugvinden."
Dit gaf wel enige verlichting, maar reeds na een paar dagen was Pafnutius weer terug en zei tegen de abt: "Ach vader, bid toch voor mij, want ik kan de droefheid niet aan." Daarop stelde de abt voor dat hij een gesprek zou hebben met een van zijn monniken: "We hebben juist een nieuwe monnik die uit het keizerlijk paleis afkomstig is. Misschien dat hij u kan troosten."

Hij liet dus Agapitus roepen en droeg hem op Pafnutius naar de cel van broeder Smaragdus te brengen. Eufrosuna schrok toen zij haar vader zo onverwachts voor zich zag en kon haar tranen niet bedwingen. Maar Pafnutius meende dat de broeder met hem meeleefde en onder de indruk was van zijn verhaal. Hij herkende zijn dochter niet, omdat haar mooie gelaat gegroefd was door de lange nachtwaken en het strenge vasten van de afgelopen tijd. Nu begon broeder Smaragdus te spreken over de zaligheid van het komende Rijk Gods, over de voorbereiding daarop door het wereldse te verzaken, en dat men God nog meer moet liefhebben dan zijn kinderen; Hij heeft ze immers geschapen. Tenslotte zei de vermomde broeder tegen haar vader:
"U moet mij geloven dat uw dochter het goed maakt. Als haar ziel in gevaar zou zijn, zou de goede God het u hebben laten weten. Ik ben er zeker van dat zij gevolg heeft gegeven aan het evangeliewoord 'Wie zijn vader of moeder meer bemint dan Mij, is Mij niet waardig'. God zal u zeker nog tijdens dit leven de gelegenheid geven uw dochter te ontmoeten."

Terug bij de abt merkte Pafnutius op dat hij door het gesprek met de broeder bijzonder vertroost was:
"Bijna alsof ik mijn dochter zelf had teruggevonden."

Zo bracht broeder Smaragdus in zijn cel achtendertig jaar door. Toen werd hij ziek. In die tijd bezocht vader Pafnutius het klooster en vroeg vader abt of hij nog even bij Broeder Smaragdus langs mocht gaan. Hij kuste de zieke monnik bij wijze van begroeting en merkte op:
"Het is nu al achtendertig jaar geleden dat u mij beloofde dat ik mijn dochter ooit terug zou zien. En God weet hoe ik daarom gebeden heb! Maar daar is nog altijd niets van terecht gekomen."

Maar de broeder antwoordde:
"Houd goede moed. Hoe lang heeft het niet geduurd eer onze aartsvader Jakob zijn dood gewaande zoon Jozef weer terugzag?"

Intussen voelde broeder Smaragdus, alias Eufrosuna, hoe het moment van de dood naderde. Daarom merkte hij op:
"Ik geloof te mogen zeggen dat God mij voor alle kwaad van deze wereld heeft behoed, en dat ik de goede strijd heb gestreden. Ik mag hopen op de kroon van de overwinning. Maar ik zou het niet kunnen verdragen dat u langer over uw dochter inzat, want die dochter, dat ben ik! En u bent mijn vader Pafnutius...! Maar vertel het aan niemand, en laat na mijn dood straks niemand anders mijn lichaam ontkleden en wassen dan u."

Na deze worden gaf zij de geest. het was een eerste januari.
Pafnutius was zo ontsteld dat hij voor dood op de grond neerviel en niet in staat was weer op te staan. Vader Agapitus bespeurde dat er iets ongewoons aan de hand was. Toen hem de ware toedracht duidelijk werd, snelde hij naar vader abt om hem op de hoogte te brengen. Deze zonk bij het ontzielde lichaam van de monnik op zijn knieën en bad:
"Lieve Eufrosuna, bruid van Christus en dochter van God, vergeet in uw gebeden daarboven in de hemel uw medemonniken uit dit klooster niet. Maar vraag aan onze Heer Jezus Christus dat Hij ons allemaal wil behoeden voor de gevaren van deze wereld en ons veilig thuis brengt tezamen met alle heiligen, net als Hij met jou heeft gedaan."

Haar vader Pafnutius heeft al zijn goederen verkocht en de opbrengst weggegeven aan kloosters, kerken, en gasthuizen. Vervolgens is hij zelf monnik geworden, in de cel waarin zijn dochter zo lange tijd als monnik had gebeden en gewoond. Na tien jaar lang een heilig leven te hebben geleid is ook hij uiteindelijk in de vrede van de Heer ontslapen.'

Een soortgelijk verhaal wordt ook verteld van Apollinaria Syncletia van Alexandrië († 470; feest 5 januari); blijkens haar sterfjaar zou haar verhaal zich zelfs in dezelfde tijd en op dezelfde plaats hebben afgespeeld. Gaat het eigenlijk om een en hetzelfde verhaal? Of kwam het in die tijd onder jonge vrouwen wel vaker voor?. Hoe dan ook, er zijn meerdere verhalen van vrouwen die ongemerkt het leven leiden van een heilige monnik. In een enkel geval brengen zij het zelfs tot vader abt:

Eugenia van Rome († 257; feest 25 december), Euphrosina de Jongere († ca 923; feest 8 november), Hilaria van Egypte († 5e eeuw; feest 16 januari), Hildegonda van Schönau († ca 1187; feest 20 april), Hugolina van Novara († a 1300; feest 8 augustus), Jacoba van Rome († vóór 1200; feest 1 april), Marina van Alexandrië († 5e eeuw?; feest 17 juli), Pelagia van Antiochië († ca 460; feest 8 oktober), Theodora van Alexandrië († 491; feest 11 september) en Xenia van Mylasa († 5e eeuw; feest 24 januari).


Bronnen
[AAS.1863»01.01(praetermissi).AAS.1864»02.13; Ab1.1822p:1; Adr.z.j.»02.15; Dz2.1896p:329; Ere.1654p:273.274; Lin.1999; Mty.z.j.»01.01; Mül.1860»01.01; RR1.1640»01.01; SHC.1985»02.15; Dries van den Akker s.j./2007.12.13]

© A. van den Akker s.j.

VoorwoordHoe wordt men heilige?
© AuteursrechtWoordenboek
LeeswijzerGastenboek
Bronnen